Frodo & Co, Lords of Game
Alle begin is moeilijk

Alle begin is moeilijk

Alle artikelen

(min of meer chonologisch)

Als je mij vraagt, wat te doen om je hond specifiek voor de jacht voor te bereiden, anders dan voor de dummy wedstrijden dan is het antwoord: ‘Niks. Niks bijzonders.’ Maar wat voor mij niks is, dat kan voor een ander een wereld aan verschil en ervaring zijn. Ik ben er zo aan gewend om mijn eigen honden op te leiden met ons type jacht in het achterhoofd, dat er voor mij niet zelden startproblemen zijn. Zo train of oefen ik nooit met wild en nooit heb ik een hond die niet naadloos overgaat van dummy’s naar wild. Wat betreft het apport ten minste. Dat leest mijn hond mede uit mijn houding. 

Maar natuurlijk moeten ook mijn honden in de praktijk leren, waarop ze moeten letten, hoe de jacht verloopt en waar het wild wordt geschoten, waar het zich verstopt, hoe het zich gedraagt, hoe anders aangeschoten wild ruikt, dat zich kan verplaatsen, etc. etc. Tijdens de jacht zijn een scala aan geuren nieuw voor een hond. Vers wild, vers gevallen, zich nog verplaatsend. Je hond moet het allemaal leren te onderscheiden en er dan naar te handelen.

Dit artikel is eerder verschenen in
De Jachthond in 2019

auteur: Nel Barendregt
Fotografie: Nel Barendregt

Voorafgaand aan de jacht, heeft de hond een paar dingen grondig geleerd: razend snel vinden en terug zijn bij de baas. Niet gevonden? Dan luisteren! Daarvoor moet hij met dummy’s hebben geleerd rustig op post te zitten, te luisteren (komen, zitten), op afstand te luisteren, en razend snel uit en bij de baas brengen. Dat is het wel zo’n beetje voor de basis (dat ik veel meer train, is nog niet voor het eerste maar pas de volgende seizoenen van de jonge hond). Veel jagers komen nooit aan ‘op afstand handlen’ toe en doen er beter aan zich te concentreren op deze basis, dan alles half te doen. Dat ik al vroeg begin met handlen is een ander verhaal; dat is speels en bouw ik heel langzaam op; dat kost jaren van vertrouwen. Het eerste jachtseizoen ha ik dat van de hond niet vragen, want de hond is dan nog niet volwassen genoeg.


Jonge hond

Maar nu heb ik een jong — geleend!! — hondje bij me, Guppie, om mijn eigen oudere honden een beetje meer te ontlasten, zo was de gedachte. Ze is net twee jaar en nog onervaren. Dus ging ze eerst vooral mee om op post te zitten, dan kan ik zien hoever ze is. Als ze dat nog niet goed en stabiel kan, dat volgt er niets!! (Immers, als de hond onrustig is op post en beloon ik haar door toch te sturen, dan leer ik haar om vooral mij hysterisch te vertellen, haar te moeten sturen. Zo mijn hond zelf steeds onrustiger makend.) 

Dus neem ik een ervaren oudere hond samen met haar uit de auto. De nieuwe lokatie, de hoeveelheid jagers, de drijvers, de wildgeuren, de andere honden… ook al houd ik ruime afstand en werk aan rust bij mijn honden, het was Guppie wel wat veel. Haar baas dacht haar redelijk te hebben opgevoed en dat leek mij ook wel. Nu bleek toch dat er meer nodig is om een hond voor te jagen: Guppie was zelfs nog maar nauwelijks gewend aan continue leiding en noodzaak tot opletten. Ze is beweeglijk en loopt maar een beetje in het rond. Oeps, daar had ik niet zo op gerekend. Het zag er bij haar baas beter uit als die bij mij kwam, maar dan was hij uiterst geconcentreerd; thuis is het vermoedelijk niet zo de gewoonte. Na een paar driften ‘puzzelen’, besluit ik de hond voorlopig uitsluitend naast me te nemen en kalm af te dwingen dat zij netjes naast zit en attent oplet; nu let zij nog uitsluitend op mij en dat is prima; na een paar dagen weet ze vanzelf waarom ze hier is.

Aan de voet beloon ik haar voor rustig en oplettend gedrag; dat is mooi en ze moet vooral ervaren wat ik graag wil. Van die zachte kalme stem-beloning wordt zij rustig en krijgt zelfvertrouwen, van correcties niet. Het is die eerste halve dag best worstelen en vergt mijn uiterste concentratie, want zien waar het wild valt en de werkende hond managen is minstens zo belangrijk. Het zet me op scherp.


Rust op post

Als een hond niet de rust heeft om naast mij attent te zijn (in principe attent op mij en mijn instructie) dan kan ik niets met zo’n hond. Hij moet voor mij willen werken en mij willen gehoorzamen. Daarvoor moet hij dus wel weten — geleerd hebben — dat alle leuke dingen uitsluitend van mij komen. Ik geef aan of hij mag gaan. Naast mij mogen zitten is voor een jonge hond (idealiter!!!) het leukste wat er is, want dan zit je dicht bij het vuur; daar waar de actie is en daar waarvandaan je mogelijk mag werken.

Zodra de hond die rust heeft, dan moet ik natuurlijk ook tijdens de jacht, dezelfde kalmte uitstralen naar de hond en blijvend duidelijk leiding geven, waar ik hem wanneer wil hebben. In principe is dat (net half achter) aan mijn linkerbeen, met aandacht voor elke beweging die ik maak. Dat hoeft niet slaafs, maar dat is de enige echte positie. Daar struikel ik niet over de hond, daar kan hij opletten en mijn instructie eventueel volgen. Mijn eigen honden zijn nooit slaafs, maar ze hebben geleerd om respect voor mij te hebben: dan pas mag je…

Staan we eenmaal op post dan heb ik de honden graag iets verder voor me, zodat zij heel goed overzicht hebben waar het wild valt en ik altijd mijn honden half in het vizier heb. Nee, ik zet mijn honden niet naar voren, ik ga een stapje naar achteren; de honden bewegen niet, ik mag dat alleen. De hond die aan de voet op mij let, die kan het daar ook.


Leren opletten op post

In slechts een half dagje mee heeft Guppie perfect geleerd, hoe het op een gedreven jacht toe gaat! Wow, je moet goed opletten waar wordt geschoten en waar het wild ligt. Ik zeg niks tegen de hond, beloon haar af en toe voor oplettende rust. Zelfvertrouwen kweken.

Guppie ziet perfect hoe ik wel de andere honden stuur en hoe efficiënt zij werken; zij zal dat feilloos kopiëren. Als die anderen het slordig zouden doen trouwens ook!!! Daarom kun je geen prille hond naast een voddenbaal zetten, daarvan leert ook de jonge hond kl##en.

Minder belangrijk is het als de hond van een van de jagers rommelt en wild verplaatst; dat is slecht voor de jacht, maar dat heeft nauwelijks effect op mijn hond. Als echter mijn oudere honden zouden rommelen dan is dat een verschrikkelijk slecht voorbeeld voor de jonge hond.


Enfin, het is mijn houding, mijn rust en mijn discipline op post die bepaalt of de jonge hond de juiste dingen leert. Rust, zorgvuldigheid en de aandacht bij het werk is essentieel. Dat is wat ik zelf uitstraal en op mijn honden overbreng; dat is wat ik van mijn honden wil, zowel aandacht voor mij als op alles wat er gebeurt: loopt of geschoten is of wordt. Je concentreren op de juiste zaken moet geleerd zijn, dat is een werkhouding.


Zo leert mijn Guppie deze twee ochtenden waar het in haar nieuwe belevingswereld om draait; instinctmatig (het binnenbrengen) voelt ze het feilloos aan, maar de orde en mijn regie dat kun je een hond niet op jacht bijbrengen. Zij heeft duidelijk thuis (een beetje) te veel vrijheid (chaos) gekend, te veel haar eigen zin kunnen bepalen en/of te veel gespeeld met andere honden (daar houd je dramatisch veel last van). Werk is werk!


Wild halen

Tal van mensen denken dat die hond toch vooral wild in de bek moet hebben en korte, eenvoudige apportjes moet doen. Dat is slecht, bakt onrust en leidt tot chaos. Rustig observerend raakt de hond in balans. Racend achter korte apportjes raakt het hoofd oververhit en van de kook. Die stukken raap ik zelf wel. Een hond die kalm, mentaal in balans, is die kan zich veel beter op het eigenlijke werk concentreren.

Guppie kan heel goed dummy’s apporteren en toont daar een perfect geheugen en perfecte neus voor te hebben; dat heeft ze dan ook voor fazanten, eenden en patrijzen. Haar neus is goed, maar hoe functioneel dat zal de tijd leren. Iedereen die te veel haast heeft, verpest meer dan hij opbouwt, dus laat mij die valkuil nou vermijden. Elk volgend stapje in zijn eigen tijd.

Na afloop van de laatste drift, dat Guppie mee is, heb ik twee andere honden het bos in om na te zoeken. Als alles rustig is, dan zet ik haar zit, doe het touwtje af, wacht een poosje en zeg rustig en zachtjes met een kalm armgebaar ‘zoe-oek’. En PATS! weg is ze! Ze heeft gezien hoe het ging en raast alle valplaatsen langs waar eerder wat gevallen was, maar nu niets meer ligt.

Zo dient mijn volgende leeropdracht zich aan: want Guppie is zo gepassioneerd dat haar oren totaal verstopt zitten en naar niets meer luistert. Goed, iedereen weet inmiddels nu wie Guppie is. Als ze tenslotte toch komt nadat alle valplaatsen in een straal van 300m leeg bleken, beraad ik me hoe haar aan te pakken, maar ook dat lost zij voor me op. Ze stoot op nog geen tien meter voor me een licht aangeschoten patrijs uit en achtervolgt zeker een vijftig meter (alsof de passie nog niet groot genoeg was), pakt de patrijs en brengt die keurig. Dan kun je je natuurlijk niet anders dan je blij tonen; touwtje aan en fijn netjes naast! Mijn collega’s staan te schaterlachen! ‘Jij hebt nog wat huiswerk te doen!’


Wat Guppie met die gekwetste patrijs liet zien, toonde me hoeveel talent deze hond heeft; het uitstoten was geen toeval, dat deed ze op de neus; nog niets weten toch met vertrouwen achtervolgen en resoluut oppakken, vasthouden en brengen. De vervolg stap kent ze al, dus nu eerst de basis.


Komen en zitten op afstand

De volgende twee dagen zijn we ‘vrij’ maar Guppie en ik niet. Een paar keer per dag gaan we er samen op uit onder (vriendelijk!) strakke discipline: bovenal moet zij het bij mij zijn en bij mij komen als fijn ervaren!!! Apporteren laat ik haar zeker niet, zelfs geen dummy. Dag twee gaan we naar dezelfde jacht en lopen daar een rondje, want daar zijn al die verleidingen. De gastheer weet dat ik zijn jacht niet zal schaden, dus vindt alles goed wat ik wil doen. Al snel doet ze langs een pad twee patrijzen op en achtervolgt… maar ze wist nog niet hoe snel ik soms kan zijn! Ze schrikt zich te pletter en ik ren achteruit zodat ze in hoog tempo bij me kan komen. O, wat fijn is het toch bij mij!!! Ik kan het niet geloven, maar Guppie wel. We nemen voor de variatie een oudere hond uit de auto en ik laat hen samen wat lummelen want de schrik zit er een beetje in, waardoor ze aan mijn knie blijft kleven. Ik zeg niks, de oudere hond trekt haar wel mee en al snel gaat ze los. Ik fluit (niet zo kinderachtig) en pats, ze is bij me. Dát is fijn!! Daarvan mag ze in de auto gaan dromen.


Tijdens de uitlaat ronden deze dagen, laat ik haar ook regelmatig op afstand zitten en tot totale rust komen. Het koppie staat op exploderen, dus is het die rust die ik moet koesteren. Zij zal in haar eigen tempo leren dat ik dát mooi vind. Er komt geen enkele dwang bij kijken, alleen ‘Befehl ist Befehl!’ Geen discussie en zo leert ze haar zelfvertrouwen te herwinnen op wat ik wil. Want alles was erg nieuw voor haar, meer dan ik had gehoopt. Dus moet ik geen stappen overslaan en nu te snel willen.


Weer op post zitten

De derde ochtend mag ze weer mee met twee andere honden. Guppie aan de voet en de anderen natuurlijk ook, maar die vinden hun weg en gaan om apport indien gevraagd. Het koppie van Guppie staat op steeltjes! Elke keer als ik me verplaats bij het nazoeken en tussen de driften, neem ik haar strak bij me en herhaal dan de oefeningen ‘komen’, ‘zitten’, ‘blijven’, ‘komen’ en daarmee steeds weer de focus op mij. Ik ben degene die bepaalt dat zij mag!

Bij elk komen is het heerlijk bij mij. Ze is boterzacht en heeft gelukkig veel will-to-please voor mij. Ik raak royaal de tel kwijt hoe vaak ik het blijven, zitten en fijn komen deze ochtend heb afgedwongen. Gek werd ik ervan. Maar ik heb in mijn hoofd de knop om gezet en het bleef onverminderd leuk bij mij. De hele ochtend ging dit perfect en daarop mag ze in de auto gaan liggen dromen. Inprenten!


De volgende rustdag blijven we oefenen en steeds weer ga ik samen met haar uit en daarna met mijn andere honden. Als ik mijn precisie verlies en het gaat minder of fout en dan ben ik weer dagen achterop.


Nieuwe voorzichtige poging

Dag vier mag Guppie weer als eerste mee en na twee driften keurig gedrag, mag ze op een geschikt plekje waar ik onder de wind nog een patrijs weet even los. Zij wist die patrijs ook nog! Ze heeft hem en is als een speer weer bij me. Samen vieren we dit mooie gedrag even voordat ik de dode patrijs aanneem. De verleiding is nu groot om haar weer te sturen, maar die valkuil die ken ik!

De volgende drift dient zich geen geschikt moment aan dus blijft ze netjes aan mijn been geplakt, maar de drift daarop volgend moeten er achter me in de groenbemester nog wel een paar liggen. Dus voordat ik mijn andere honden stuur, laat ik Guppie gaan en ze vindt als een speer en is terug. Ik schat dat er nóg wel drie liggen, dus mag ze nog één keer. Keurig! Dan aan de lijn en moeten de andere honden puin ruimen. 

Nu de hond minder gegarandeerd snel zal vinden, kan het bij mijn Gup te gemakkelijk uit de hand lopen. Omdat ze dan niet snel vindt, zou ze te groot gaan en is de chaos weer compleet. Ze heeft een goede neus, maar een hondenopleider gokt niet! Door het voorzichtig aan te pakken en langzaam aan de ruimte iets te laten vieren, raak ik veel sneller waar ik wezen wil: een zelfverzekerde, ordelijk-werkende apporteur. 

Anders krijg ik een zenuwachtige hond, die niet meer weet wat ze moet en per definitie uit de hand raakt. Niet omdat ze fout is, maar omdat ik haar niet in de juiste volgorde de ruimte heb gegeven om het eerst goed te leren. 

De volgende ochtend dat Guppie mee is, wordt me gevraagd mijn camera mee te nemen. Dan speel ik voor de sukkel, die weer eens alles tegelijk doet (nooit een goed plan). Camera, fluit en walkie-talkie om de nek, halve en hele hond naast, een (of twee) hangers vol met vogels, priest om de ‘runners’ uit hun lijden te verlossen, alles wat bij ‘mijn’ vier/vijf geweren valt gezien hebben en onthouden, zoeken naar het fotomoment en dan tussentijds duiken voor een kiek. Prioriteiten stellen: ik houd wel alle tijd om rustig te blijven en overzicht te houden, maar geen seconde om Guppie van het touw te laten. Ze zit netjes naast, rijst tot twee keer toe in alle rust naast Gandalf (pa) op de achterbenen omhoog om beter te zien waar verderop het wild valt en samen zijgen zij weer rustig neer, zonder mij aan het touwtje te hinderen. Eigenlijk teveel, maar toch ook wel weer leuk. Deze ochtend rustig aan de voet mogen zijn, was voor Guppie de fantastische trainingsochtend! Hiertoe is zij op de wereld: rustig afwachten tot ze wellicht nodig is.


Hoe het verder gaat met Guppie zal de tijd leren want de dead-line voor dit artikel is bereikt. Als ik mijn zorgvuldigheid maar blijf betrachten en haar niet overvraag, zal het vlot goed gaan. Ik heb immers altijd ook een oudere hond (of meer) bij me.

Dat ze een toptalent is, was me allang duidelijk. De opleiding moet het nu beslissen. Met rust, kalmte en duidelijkheid.


Een tweede fase ervaring opbouwen

Nog steeds zijn we in de eerste fase van de opleiding (op jacht) van Guppie. Als de verhouding van haar dienstbaarheid aan mij correct is — dus uitsluitend als ze perfect luistert — dan kan ze beginnen wat vaker na de drift op geschikte locaties na de zoeken. Dan gaat ze onderscheid leren maken tussen gezond wild en gekwetst wild. Gezond wild krijg je niet en respecteer je, maar gekwetst krijg je binnen, ook al moet je die soms (honderden) meters achtervolgen. Dat is praktijkervaring en kun je niet oefenen. Een licht aangeschoten grijze patrijs is geen vergelijk met een vet eendenspoor. Een van mijn andere, volle honden is ietsjes kreupel en eerder lui dan moe; zojuist zag ik hem een opvliegende patrijs door de rulle grond achtervolgen: ik laat hem want die patrijs komt aan het einde van de 300m lange akker neer en dus binnen. Dat is ervaring, veel ervaring en mijn correcte ingrijpen of niet. Ik aarzelde dus geen moment om deze hond terug te roepen; die hond gaat niet nutteloos.

Sta je dat een jonge hond net iets te vaak toe, dan zal Gup weer heel snel uit de hand zijn.

Het is een buitengewoon precair spel, wat ik nooit echt zal beheersen, maar waarvan ik steeds weer veel leer en van geniet. Het is een nimmer uitgeleerde studie.

Ik weet nog niet zo goed waar het over gaat.

Jeugdige onschuld.

Soms bestaat jagen uit veel wachten.

Leuk voor een jonge hond: nazoeken in dicht gewas waar veel geuren zitten. Dan is dit de beloning.

De kop op hol

Zeker op jachten waar relatief veel wild valt is het gemakkelijk om de kop te verliezen. Menig volwassen hond, weet het dan even niet meer en doet plotseling wat je nooit had gewild (als doorjagen of wild wisselen). Dat komt allemaal omdat jij-zelf zorgvuldig moet doseren en de opdrachten goed aanbieden.

Te vaak zijn ook voorjagers zelf zenuwachtig, gejaagd en gestresst. Eerst tot tien tellen. Alle goede voorjagers zijn altijd doodkalm. Onkundig doet men al snel eerst iets doms en denkt dan na; heel slecht plan. Altijd eerst rustig je strategie bepalen wat wijsheid is, voordat je een hond inzet (maar daarin wel doortastend handelen). 

Als je in de bieten bij het nazoeken een jonge hond tegelijk met een oudere hond laat nazoeken — zoals hier op de foto — dan loopt dat meestal slecht af. De jonge hond loopt achter de oudere hond aan of zal er naartoe rennen zodra dat oudje de kop onder steekt, het wild (proberen) af te pakken, etc..
Je kunt pas twee honden ná elkaar uitsturen om wel samen te laten werken, als ze geheel zelfstandig van elkaar werken. Dat is timing. Dat laat zich niet uitleggen, want je moet je hond kennen en weten op welk moment het mogelijk wel verantwoord is, of dat je de jonge hond toch maar rustig bij je neemt. Matig opgevoede honden klieren altijd als ze samen moeten werken. Spelen werkt daar uitermate destructie bij.  

Alleen een rustige en zelfstandig opgevoede hond die zelfverzekerd is (ook dat maak jij als opleider) en zijn vak verstaat, kan dit mogelijk aan.


Op jacht zien we te vaak te veel gerotzooi van te hebberige voorjagers en dus van hun honden.

Jammer, want het kan zo mooi zijn.