Frodo & Co, Lords of Game
Mentaliteit van de hond

Alle artikelen

(min of meer chonologisch)

Mentaliteit

Een goede jachthond moet groot van mentaliteit zijn


Het is ongelofelijk genieten om een hond te zien werken met een enorme passie en een bikkelhard doorzettingsvermogen. Honden die ‘het onmogelijke’ lijken te doen. Staande honden die moeiteloos elke akker afjagen, ongeacht de ondergrond; van stoppel naar geploegd land, van jonge tarwe naar net losgewerkte akker, van grasland naar aardappelveld. Honden met een grote mentaliteit, een krachtig karakter, bikkelhard voor zichzelf. Apporterende honden moeten elke rietkraag en alle dichte bramen ook nemen, hekken springen, waters nemen ongeacht de beschoeiing. Als een jachthond wordt uitgestuurd, dan moet hij wild tonen, of binnen brengen. Aan watjes hebben we niks.


Hard voor zichzelf is niet gelijk aan een harde hond

Als wij (mensen van de jachtpraktijk) het woord mentaliteit of karakter bezigen dan praten we over iets heel anders dan de gemiddelde jachthonden man of vrouw. Voor hen is de mentaliteit als sociale hond, als kameraad leidend, voor ons is de mentaliteit van jagen maatgevend. 

De mentaliteit bij het jagen is het enige wat interessant is, als we de jachthond als jachthond respecteren.


Dat die hond ook sociaal aangenaam zal zijn, dat is slechts een afgeleide daarvan. 

In Duitsland heeft men steeds vaker ‘de nieuwe mode’ dat een hond ‘scherp’ moet zijn. Nou dát fokt kolere karakters! Weg ermee. Het jagen van de continentale staande hond heeft veeleer zijn oorsprong in de Franse, Spaanse, Italiaanse en Noord-Duitse regio’s dan in stoer ‘schweinenland’. Een all-round staande hond is een jagende hond, die moet primair bruikbaar zijn op veerwild en niet scherp op zwartwild. Als men dat in het midden en zuiden van Duitsland graag willen, dat moeten zij dan maar weten. Een continentaal staande hond is primair voor veerwild bedoeld. Het is een all-rounder, een staande hond, omdat het staan — het voorstaan — zijn specialisme is en daarbij hoort natuurlijk het apport. Dat is fijner, verfijnder en die hond moet subtiel het wild bejegenen, alsook zacht in de bek zijn. Die kan ook heel goed een zweetspoor uitwerken, maar die moet zeker geen varkens stellen; dat vereist hardere honden. Dat gaat niet samen, veerwild en hard zijn. All-round laat zich niet straffeloos oprekken!


Dus waar we met de fok op moeten letten is: de mentaliteit van jagen. Dan zie je een hond met enorm doorzettingsvermogen, met wilskracht, als ook een hond met jachtverstand (valt ook deels onder zijn mentaliteit) en een hond met een goed bewegingsapparaat. Dat is functioneel en als je dat hebt, da kun je dat in de opleiding zorgvuldig polijsten.

Dit artikel is eerder verschenen in
De Jachthond
juli 2019

auteur: Nel Barendregt
Fotografie: Nel Barendregt



Welk spijkerbed? Kwestie van mentaliteit.

Zo'n hond doet niks zeer aan de voetjes.

Mentaliteit om te jagen

Er zit een enorm verschil in de mentaliteit van honden, mentaliteit zoals zij dat aangeboren bezitten. Die enorm grote verschillen worden gefokt en dus is daar aandacht voor nodig. Meer dan gebeurt.


Te vaak wordt elke hond net als de vorige ‘getraind’ maar elke hond heeft zijn eigen karakter. In opleiding en gedurende de training moet men enorm zorgvuldig het karakter, de mentaliteit van de hond inschatten om te weten hoe de hond verder te ontwikkelen; de hond te laten groeien in plaats van af te breken.

Een hond kan een enorme passie bezitten, maar het is zijn karakter dat bepaalt of hij de brutaliteit, de durf, het doorzettingsvermogen en de gretigheid heeft om het wild te bemachtigen. 


Laat gezegd zijn dat passie alleen functioneel is, als het ordelijk en goed gestructureerd is opgeleid,  zodat de hond in alle vrijheid zijn ordelijk gedoseerde passie kan en mag ontwikkelen. Zonder structuur in de opleiding is dat niks waard. Zonder vrije ontwikkeling wordt het niks. Zo wil je die passie zorgvuldig polijsten. 


Dat vereist een voorjager die nauwkeurig het karakter, de mentaliteit van zijn hond ‘leest’ om in te schatten in welke mate hij de hond wil beperken of stimuleren; welk onderdeel meer rust nodig heeft, waarvoor de hond eerst nog wat meer volwassenheid moet ontwikkelen, waarin hij brutaler en dynamischer mag/moet worden. Laat hem jong lekker een paar keer een fazant er uit lopen, zodat hij het gedrag van fazanten beter leert kennen. Maar als voorjager moet je heel goed weten wat je doet en waarom dat je het doet.

Want trainen om te trainen alleen, te lopen, om zogenaamd meer en meer ervaring op te laten doen is zinloos tot destructief. Opleiden is doelbewust je hond kneden naar het optimale. 

Theo Carbijn vertelde me laatst: ‘als een jonge hond in het veld achter de zwaluwtjes aan jaagt, dat zie ik graag. Die krijgt hij toch nooit, maar leert zo wel te jagen.’ Hierbij zwijg je natuurlijk, want je wilt hem niet vertellen hoe leuk je het vindt dat hij op zwaluwen jaagt, maar het zal wel zijn jacht-drive ontwikkelen; zijn passie om te gáán!

‘Om te beginnen kun je ze best achter de fazanten en achter de patrijzen aan laten gaan en ze in vrijheid en blijheid laten werken’, aldus Theo. ‘Daarna ga je ze polijsten.’ (aangenomen dat je dat in je eigen veld doet!)

Mentaliteit in diversiteit

Elke hond moet zich ontwikkelen. Maar het verschil in mentaliteit van de honden is gigantisch. Als twee honden die allebei heel graag willen jagen, die allebei totaal gemotiveerd zijn, die kunnen van mentaliteit nog  hemelsbreed verschillen. Er is geen enkele gebruiksaanwijzing om deze honden op te leiden. Je moet de hond stap voor stap observeren, om je volgende fase in opleiding te bepalen. Daarover moet zijn nagedacht (en het vereist ervaring). Weet wat je doet. Daarmee bedoel ik steeds: wat je wilt ontwikkelen en wat beteugelen.


Er is zo veel diversiteit aan honden. Maar jij hebt de hond die je hebt; dus moet je elk individuele moment en elke fase van de opleiding, je hond lezen en daarop de noodzaak en de mogelijkheden van je volgende stap inschatten. Inschatten en er iets mee doen. Inschatten en bijstellen. Tevoren nadenken, een plan trekken, je hond lezen en continue je kansen inschatten en bijstellen. Altijd voorzichtig, zorgvuldig, vroegtijdig en nooit lomp of te laat. Timing correct kiezen en positief je kansen benutten.

Als je er een keer goed overheen gaat, kun je een hond volledig verpesten. Dat is ontwikkeld onder jouw leiding!

Veel gemaakte fouten: 

1 niet belonen, met exact goede timing belonen;

2 straffen, laat staan foute dingen of met foute timing bestraffen.

Door ondeskundigheid, dingen doen zonder te weten waarom je iets doet, wordt menig jachthond de vernieling in geholpen. Die hond doet niks fout. Zijn opleider wel. Fouten maken is zeer pardonnabel, maar niet als je de hond de schuld geeft.

Een continentaal staande hond is primair voor veerwild bedoeld.
Een staande hond is er om het veerwild voor te staan en te apporteren.

Dat gaat goed samen met het uitwerken van een zweetspoor, maar niet met hard in de bek zijn (scherp).

De ideale mentaliteit van een continentaal staande hond

Hij is bedoeld om te jagen. Dus moet hij die passie bezitten en tonen. Maar het draait om werken en effectief werken; bij mensen is dat dan 1 de motivatie om te willen presteren, 2 iets moois neer te zetten en 3 niet een beetje bezig zijn met het werk, maar het werk gedaan willen hebben (efficiency). Ik denk dat het zo ook voor honden geldt. Met zo’n mentaliteit wordt de hond geboren (dus fok er op!) maar ook de opleiding en coaching doet verschrikkelijk veel. Wanneer bied je wát aan: in welke fase ontwikkel je iets? Of juist nog niet? 

Zoals al gezegd, er is geen handleiding voor. Afhankelijk van het karakter van je hond, moet je hem lezen en inschatten wanneer wat te ontwikkelen, hoe aan te bieden. Elke moment opnieuw. Dat is opleiden.


Nu over de hond. Want je wilt een hond die met positieve ervaringen kan omgaan, maar ook met negatieve ervaringen. Zo zien we helaas veel bazen die met een hoge mate van bemoeizucht of druk de hond de vernieling in helpt. Het getuigt van een geweldige mentaliteit van de hond als hij daar lekker toch doorheen loopt en blijft jagen. Als het om jagen gaat willen we honden zien, waar geen rem op zit. Handzaam zijn (worden), is een kwestie van polijsten.


In een veel later stadium moet een hond er mee om kunnen gaan dat hij gewoon doorjaagt op veerwild, ook als hij eerst een haas tegenkomt. Dit voorjaar was er een wedstrijd met een enorme hazenstand. Menig hond jaagde, haperde even op het haas en jaagde weer door. Diversen lieten zich te veel afleiden en kwamen niet meer goed in hun loop; een van de honden heeft welgeteld 10 hazen voor zijn neus zien vertrekken en leek de hazen niet eens gezien te hebben. Als een streep ging deze hond door met het werk waarvoor hij opgeleid was.

Hij moet geleerd hebben dat hij er niet voor hazen is. Hazen is negeren: ’NEE, ga door, ga door!’ terwijl jouw lichaamstaal de gewenste richting op is. 

In de opleiding, de training moet hij dat incasseringsvermogen hebben om ‘NEE! doorjagen’ te accepteren. Niet met de botte bijl, maar wel stimulerend het goede te doen. Dus niet zoals zoveel voorjagers, bom stilstaan en NEE, FOEI! stampvoeten en FOEI! roepen. Doorlopen, ‘NEE!’ en ondersteunen met ‘ga door, ga door’. Als jij stil staat, dan geef je de hond noch stimulans noch richting. Wat moet die hond daarvan snappen? Welke richting is dat? Besluiteloos? Dan kiest de hond zeker voor het haas (wegens fouten regie).

Dat ingrijpen moet natuurlijk krachtig genoeg zijn, gedecideerd, maar wel tegelijkertijd met (misschien heel hard) lopen in de gewenste richting. Mensen zijn ontzettend slecht in het ‘vertellen’ aan de hond wat ze juist graag willen. Maak het met lichaamstaal duidelijk, met richting, niet met stampvoeten of trappelen.


Passie kun je polijsten, niet vergroten

Dus zonder dat je wilt dat de baas zich (voortdurend) met de hond bemoeit, moet hij correcties wel aan kunnen. Dat is mentale weerbaarheid. Daarop moet gefokt zijn.

Een jachthond moet als het ware ‘niet te remmen’ zijn, hij moet tot het gaatje willen gaan, ongeacht vermoeidheid, zwaarte van het terrein, tarwestoppels, wat dan ook. Het is zijn mentaliteit om niet te willen stoppen tot hij wild vindt.

Als hij dát heeft dan kun je die passie langzaamaan polijsten en hanteerbaar maken. Langzaamaan en in balans, want we zien nogal eens wat honden, die in de jeugd veel belovend lijken, maar daarna gebroken zijn. Dat is foute, lompe training, foute timing, te hard, wat dan ook. Niets is ‘gemakkelijker’ dan een hond breken, kapot maken. 

De hond móet hard voor zichzelf zijn en mentaal weerbaar, anders deugt hij niet als jachthond. Een goede opleider heeft van de positieve inbreng van zo’n hond bijna nooit genoeg. Te weinig kun je niet oppeppen en dan heb je dus een onbruikbare jachthond. Te veel kun je — mits met verstand — heel goed polijsten. Dat kost geduld en tijd.


EEN JONGE — VEELBELOVENDE — HOND WORDT VAAK KAPOT GEMAAKT!


Als je een mentaal zeer weerbare jagende hond hebt, dan moet je er soms lang over doen om dat goed gepolijst te krijgen. Sommige honden laten zich niet zo gemakkelijk polijsten, anderen te gemakkelijk intimideren. Als je met een krachtige hond snel veel wilt, dan heb je zo’n hond vermoedelijk vroegtijdig kapot. Honden met een krachtige mentaliteit zijn van nature (van fok) geweldig. Dat zijn vaak tophonden. Beter gezegd: een grote jachthond is hard voor zichzelf en mentaal zeer sterk (en weerbaar).


Soms zie je een hond die niet zachtzinnig wordt bejegend (om het netjes uit te drukken), maar die toch blijft jagen. Dat zijn de goeie! Goeie jachthonden. Over die voorjager zullen we maar zwijgen. Polijsten is een kunst en soms kost dat heel erg veel tijd. Het zijn de honden waar een (normale) voorjager het meest van leert. Die hond die blijft jagen en dat is voor een voorjager geweldig om van te leren; langzaam blijven polijsten. De beginner kost het veel meer tijd en kan er goed aan doen de hond eens bij een verstandige ervaren voorjager te laten jagen. Blijf geduldig en neem je tijd. Je wilt een hond in balans duwen, niet er over. Een gebroken hond wordt nooit meer zo goed (en er wordt wat kapot gemaakt in jachthonden land).


Een hond die in zijn werk wat braaf gaat en snel terug komt zodra hij de aardappels in gestuurd wordt, of over de rul bewerkte zwarte akker, die heeft onvoldoende mentaliteit (aangenomen dat hij niet gebroken is). Daar leert een beginnend voorjager ook helemaal niets van. Met zo’n hond kún je en wíl je niet jagen. Ook dat is gefokt.

Natuurlijk moet elke hond leren dat ook lastige ondergrond normaal is, maar als hij van nature al tuttig doet of te braaf is en zich steeds inhoudt, dan deugt hij niet als jachthond. Het is met kwaadwillende honden slecht … wild ‘vangen’.

Het is genieten om ‘achter’ een hond aan te lopen die moeiteloos alle verschillende soorten ondergrond aanneemt, van tarwestoppel (een spijkerbed) tot rul bewerkte losse grond, van de ene overgang, naar de volgende en de volgende. Honden die blijven jagen zoals zij moeten jagen: het hele veld nemend, mooie slagen naar voren makend, geen stukken overslaan. Honden die goed jagen die zijn met hun vak bezig, die laten zich niet afleiden waar ze lopen of waar ze op lopen. Dat is mentaliteit zoals we dat graag zien.

De overgang van gras naar het zware ruwbewerkte land is deze hond niet af te lezen; het is loodzwaar!

Harde honden en hardleerse mensen

Dit allemaal gezegd hebbende, zijn er natuurlijk incidenteel ook honden die echt hard zijn (hoewel het begrip ‘hard zijn’ veelal door ondeskundigen wordt gebezigd). Dat is ook geen gewenste mentaliteit. Mentaliteit betekent doortastend jagen en willen jagen ongeacht welke moeilijkheidsgraad. Echt harde honden zijn bot. Zulke karakters komen (zij het incidenteel) ook bij jagende honden voor. (Scherpe Duitse honden of lompe Labradors bijvoorbeeld.)


Zowel bouw als mentaliteit wordt gefokt. Dat is waar, maar heel incidenteel komt het voor dat er een ongewenste mutatie wordt gefokt, waar je als fokker niets aan kunt doen. Dat gebeurt incidenteel. De meeste bagger wordt echt moedwillig, door onwetendheid en onwilligheid, gefokt. Of dat nu uit ondeskundigheid wordt gedaan of niet: het deugt niet.

Mensen van naam en faam (grote opleiders van jachthonden dus) worden met regelmaat gevraagd wat zij van een combinatie om te fokken vinden. Hun advies is goud waard, maar wordt meestal in de wind geslagen. In dit opzicht zijn beginnelingen echt ongelofelijk dom. Ik kan niet anders dan het nogmaals zeggen. We kijken bij alle rassen bij het fokken naar centimeters en kleur, maar als je vraagt of het fysiek en mentaal kan jagen… dan lijkt wel wel of men water ziet branden. 


Weerbaarheid

Verboden of niet, er zijn nog altijd mensen die denken dat je een hond met een een elektronische halsband moet opleiden. Eén ding daarover is zeker: er zijn niet meer dan een paar mensen die verstandig met zo’n apparaat kunnen omgaan.

Mensen denken vaak dat het met een apparaatje beter gaat. NEE! Als je het zonder hulpstukken niet kunt dan kun je het met instrumenten zéker niet. Je moet de hond leren wat je graag van hem wilt. Mensen die niet de tijd nemen om de hond iets bij te brengen, hoe ze het juist graag zien. Op knopjes drukken en straffen, dat kan iedereen, maar hoe kan de hond snappen waarvoor? Wat wordt er dan wel van hem verwacht?


Elke keer dat — ook in de lage stand — er weer op dat knopje wordt gedrukt en de timing is niet perfect, is het ernstig foute afbraak van wat jij de opleiding noemt; en ook elke keer dat de timing wel goed was, is het toch een belasting op het mentaal incasseringsvermogen van de hond. Het is fijn als hij er goed tegen lijkt te kunnen, maar er gaat altijd weer wat kapot aan de motivatie van de hond. Wie enig jachtverstand heeft, die wil dat zeker niet.


Retrievers

Sprak ik hiervoor met de staande hond voor ogen, hetzelfde geldt voor retrievers. Alleen ziet het er bij retrievers anders uit. Retrievers zijn als jachthond en show hond helemaal uiteen gegroeid. De jacht gefokte retrievers zijn buitengewoon goed gefokt op mentaliteit en handzaamheid. Maar ook daar wordt vaak zonder verstand van zaken gefokt. Het is niet zo simpel: enerzijds wil je een retriever willig en elegant fokken en anderzijds keihard in zijn werk. Dat is een spagaat, die soms mis gaat. 

Niet altijd wordt in dit recreatieve ‘workingtest’ tijdperk de harde werk-mentaliteit van de retriever gewaardeerd. Dummy’s pikken niet, lopen niet weg, etc. Voor een workingtest wil de voorjager te vaak een willige hond, die zich gemakkelijk en precies laat sturen, Maar voor de jachtpraktijk als er een gans diep in een vlijmscherp rietveld is gevallen, dan moet de hond zijn mentaliteit tonen, zijn hardheid, zijn doorzettingsvermogen. Dus willen we voor de jacht karakterhonden!

Bramen?? Ach...