Frodo & Co, Lords of Game
The game of picking up

The game of picking up

Alle artikelen

(min of meer chonologisch)

We pakken het spel weer op en beginnen aan het belangrijkst mogelijke werk voor apporterende jachthonden, het wild binnen brengen tijdens de jacht.

Op de gedreven jacht is dat een bijzonder spel. Als je denkt je hond in de basis goed te hebben opgeleid, dan kom je er snel achter dat je nu nog moet beginnen met deel twee van de opleiding. 

Deel 1 is dat de hond zich onder alle omstandigheden netjes kan gedragen, netjes op post zitten, netjes naast lopen (de hele dag!), netjes het apport binnen brengen. Zeg maar een mooi B-niveau, maar dan wel elk onderdeel de hele dag door netjes (en niet alleen een achtje lopen of drie seconden steady zijn). Dit vereist ‘iets’ meer concentratie van zowel baas als hond (iets wat natuurlijk tijdens de training al thuis hoort, maar zelden gebeurt). Voor dit eerste onderdeel kun je een diploma behalen, maar voor deel 2 niet, terwijl dat veruit het belangrijkste deel is. Maar goed, zonder basis geen vervolg.


Deel 2 bestaat uit het gedrag en de etiquette op deze specifieke jacht, omgang met het wild onder alle omstandigheden zoals die zich voordoen, alsmede de eigen positie van de picker-up.

Ik ga niet proberen een volledig exposé te geven, dat zou onmogelijk zijn en zover reikt mijn kennis ook niet. Elke jacht, of misschien beter gezegd, elke gastheer, heeft zijn eigen wensen en voorkeuren; zijn eigen stijl. Die moet je leren kennen en daarom is de positie van de picker-up niet altijd vanzelf sprekend. Enige terughoudendheid is dus gewenst en vragen wat wenselijk is en wat niet, past iedereen. Mede daarvoor moet je de jacht, waar je te gast bent, begrijpen. Je moet weten of je hond wel los mag, ergens mag nazoeken of dat je zelf wel ergens mag komen. Regel 1 is altijd: terughoudendheid; bij twijfel niet ‘inhalen’.

Er zijn twee onderdelen betreffende de jacht die je moet leren doorgronden: a. hoe er gejaagd wordt en b. jachtverstand ontwikkelen. Het eerste kan je goeddeels verteld worden, maar het tweede moet je leren door erg goed op te letten en het gedrag van het wild te leren begrijpen. Als je een goede hond hebt, dan leert die jou ook veel.

Dit artikel is eerder verschenen in
De Jachthond in 2018

auteur: Nel Barendregt
Fotografie: Nel Barendregt

Hoe wordt er gejaagd?

Waar komen de drijvers vandaan? Hoe is de wind? Waar staan de geweren? Geweren in de drift? Het meest linkse/rechtse geweer? Kunnen afzeilers een volgende drift in? Dus mag je wel of niet je hond ver sturen of laten nazoeken? Wie van de geweren heeft er een hond bij zich? Dus waar positioneer jij je? Vragen levert je veel op, maar niet alles.


Op grote gedreven jachten staan de honden doorgaans (heel) ver achter de geweren, maar dat kan niet altijd. Soms ook wil men juist naar achteren vrij kunnen schieten en dan wil je daar niet op 100m honden met hun begeleiders hebben staan. Dit laatste geldt vooral als er op patrijzen of op hazen wordt geschoten. Indien men uitsluitend fazanten jaagt, schieten de geweren altijd ten minste 45° in de lucht en staan de honden ver achter de geweren strategisch handiger.

Natuurlijk heb ik het nu over jachtpartijen in Wallonië of Frankrijk of Engeland als het over gedreven (uitsluitend) fazanten en patrijzen gaat, maar wie als voorjager passie genoeg heeft, zoekt dat wel op. De zelfde kennis en kunde is echter van even groot belang op kleinere jachten.


Jachtverstand

Wat voor velen als vanzelf spreekt, is voor beginners vaak nog een heftig leermoment. Zo moet je weten dat je tevoren rondom de kop van een drift weg moet blijven en er zelfs in een hele grote boog omheen lopen. Nog erg vaak lopen ook jagers bijna over de hoek van een volgende drift. Daarmee verstoor je de rust daar en dus een fraai verloop van die drift. Men is te vaak diep in gesprek en verliest of vergeet het jachtverstand. Met een grote boog loop je om de dekking van een volgende drift heen!

Momenteel ben ik op de patrijzen in Noord Frankrijk en daar zie ik het met regelmaat. Naarstig probeer ik de geweren mee te trekken, maar ja, ik ben maar hondenmens en hoe ver kan ik gaan? Ik zie dan soms kluchten patrijzen terug vliegen, maar de rust in die hoek is daarmee verstoord en de jager daar vergooit zijn kansen (die hij door zijn eigen onoplettendheid niet heeft gezien en ook niet zal gaan zien).

Als een jager dat doet, dan zij dat zo. Die jachtdag is het feestje van de jagers en het is aan de jagermeester om zijn gasten te instrueren (of op hun gedrag uit te nodigen of niet). Als een picker-up dat doet, dan is dat ernstig. Die is aanwezig om de jacht te verfraaien met net hondenwerk en niet om de jacht door onkunde te verstoren.

Deze jagermeester doet zijn uiterste best om zijn jacht zo natuurlijk (zij het ‘vol’) mogelijk te doen zijn. Gasten met foute honden of die aan de telefoon zitten, krijgen vaak geen volgende uitnodiging. Dat is not done. 

Ik zie dat graag. Een ‘mooie’ jager heeft respect voor mooi wild, zijn gastheer, medejagers en de schoonheid van de jacht op dat moment. Dan moet je scherp zijn en opletten. Die jagers genieten doorgaans erg van mooi hondenwerk, voor zover wij dat kunnen tonen.

Maar het geheel van een mooie jacht draait om respect. Wild kennis is daarvoor noodzakelijk, en verkrijg je met 10% kennis en daarna 90% oplettende ervaring.


Ken de pros en cons van je hond

Of een hond nu werkkampioen is of niet, er is geen hond of voorjager perfect! 

Altijd gaat het om dit ene moment en de inschatting op dat unieke moment of je de hond wel of niet stuurt, hoe, nu of later, etc. Dat zijn keuzes die je als voorjager maakt. Daarvoor moet je de goede en zwakkere kanten van je hond kennen.

Op dit moment heb ik vier operationele honden (ja, dat is erg veel om te blijven opleiden, maar nauwelijks genoeg voor het werk). Twee honden zijn vol operationeel, Gandalf van 9 jaar en Elrond van 6 jaar. Beide zeer capabel, geweldig goed ontwikkelde neus, enorm veel ervaring en in (veelal) voldoende mate gehoorzaam om ook op afstand ‘gezet’ te kunnen worden. Nadeel voor gehoorzaamheid is dat beide honden deze jacht erg goed kennen en akelig goed weten ‘hoe de patrijzen lopen’. Dat moge voor het nazoeken grote voordelen opleveren, maar op het moment dat gehoorzaamheid op 150m in de bieten nodig is, kan dat bar parten spelen. Dat is een continue spagaat waarin je als picker-up verkeert. Die zelfstandigheid en het zelf oplossend vermogen van de hond levert veel extra wild op het tableau op, maar dan moet je rust, concentratie en discipline herpakken voordat je de hond op lastige plekken ook wilt managen of handlen.

Daarvoor is geen ideaalbeeld te schetsen. Ja, de hond moet luisteren, maar toveren kan geen enkele hond, noch een voorjager.


De twee jonge honden zijn nu elk ruim een jaar oud en krijgen hun eerste voorzichtige introductie. Ook al zijn ze in de basis goed opgeleid (zeg B-niveau), ze kunnen nog ‘niets’ voor mijn begrip. Alles wat betreft het echte jagen moet ik hen nog bijbrengen; niet door hen te betuttelen en me met hun werk te bemoeien, maar door hen voorzichtig en geleidelijk te introduceren bij elke volgende stap.


Levend wild

Per keer heb ik dus twee honden bij me, een volle hond en een jonkie. Dat jonge ding moet vooral leren zitten en goed waarnemen. Hij ziet de ‘volle’ hond nette apporten binnen brengen en dat slaat hij heel goed op! Dat wil hij ook!

Ik moet echter zijn kunde goed kennen om te weten of ik hem wel of niet op een tamelijk verre patrijs stuur. Of moet ik wachten tot de oudere hond terug is? Heeft de jonge hond het goed gezien en is hij rustig genoeg? Zo ja, dan kan ik hem best op dat apport op 80-100m sturen. Daar leert hij van… als die patrijs ten minste dood is. Als die echter gaat lopen of zelfs weer wat opvliegt, dan moet je mazzel hebben of je hond doorpakt! Hebzucht is een belangrijke eigenschap van een jachthond, dus zijn dit soort apporten best belangrijk om te leren doorpakken. Geregeld zal de hond de patrijs wel te pakken krijgen en heeft dan allemachtig veel geleerd! Dat wordt het moment dat je zo’n jonge hond weer rustig aan de voet houdt en de oudere hond stuurt, want rustig zitten is iets wat snel verleerd raakt!


Het is zaak dat je na het uitsturen je jonge hond hem het vertrouwen gunt en je er niet mee bemoeit!!! Zodra hij het stuk heeft (of zeker niet meer kan bemachtigen) neem je hem terug, maar gun hem de kans te leren benutten. Alles wat je tijdens zijn werk doet of roept is foute bemoeizucht, die jouw hond zeker niet beter maakt! Dus houd je zenuwen in bedwang.


Runner

Helaas, maar natuurlijk komt het voor dat een patrijsje slechts licht in de vleugel is geraakt en ja dan kunnen ook grijze patrijzen ineens nog heel goed lopen. Als dat een patrijs is die veraf invalt, dan stuur ik zeker géén jonge hond! Is die afstand gering in open veld en ziet de prille hond goed dat het patrijsje gaat lopen, dan kan ik op dat moment nog de rust nemen om het touwtje af te doen een paar seconden te wachten voordat ik de hond daadwerkelijk stuur. Daarna zal het vaak verstandiger zijn je prille hond rustig te laten zitten en een volle hond te sturen op dichtbij gevallen stukken (of runners).

Het hoort echter bij de soort ervaring die je jonge hond nodig heeft. 

Dit jaar is de droogte er de oorzaak van dat er nog vrij weinig groenbemester staat, zodat de jonkies vaak kunnen zien dat een te apporteren stuk zich kan verplaatsen. Straks als de groenbemester hoger is, dan wordt dat wel anders. Dan zie je niet meer of het wild zich na het neerkomen nog verplaatst.

Dit kun je een hond niet kunstmatig leren. Het trekken van een sleep met een dooie eend is geen vergelijk met fragiele patrijzenpootjes over een kurkdroge akker, terwijl er alom gezonde patrijzen in die zelfde bieten of groenbemester hebben gezeten. Alleen met veel geduldige ervaring en rustig nazoeken kan de hond hierin groeien. Een jonge hond die een aangeschoten stuk half opstoot in de begroeiing en toch kan bemachtigen leert dat snel. Dit verklaart tevens waarom alleen een hond met heel veel ervaring echt groot kan worden.

Een hond van twee-drie jaar moet nog steeds heel veel leren. Ook al heeft hij al redelijk wat ervaring. Als ik het heb over een jonge hond, dan bedoel ik vooral een ‘prille’ hond, pril bekend met de jacht. Dat kan ook heel goed een hond van drie, vier of vijf jaar zijn. Het is zaak dat je de mate van ervaring van de hond in acht neemt. Hij is wel als jachthond geboren, maar moet ervaring opbouwen om groot te worden. 


Let wel, als ik het heb over ervaring opdoen, dan is dat uitsluitend op de manier dat ik die hond gun zich te ontplooien, zich te ontwikkelen. Wie zijn hond opduwt of anderszins druk op zijn hond zet, verpest alle ontplooiing van de hond!! Het heeft de tijd en de ontwikkeling nodig die het vergt en alle bemoeizucht van de voorjager vernielt ongekend veel.

Natuurlijk moet je je huiswerk thuis hebben gedaan. Zitten, dummy’s respecteren, andere honden respecteren, altijd netjes aan de voet, dummy’s respecteren tijdens het apport, uitgaand of inkomend, luisteren op afstand, etc.


Wild wisselen

Ik ken tal van voorjagers die bij het vallen van het nodige wild, ‘de kop verliezen’. Ja, voorjagers en die zouden nog hun verstand moeten kunnen gebruiken. Wat dan te denken van de honden? Laat me erkennen dat het best ingewikkeld is. Je wilt alles zo snel mogelijk binnen hebben, ook al krijg je genoeg tijd om na te zoeken. Want er zijn nu eenmaal stukken die als je ze iets te lang laat liggen of lopen, niet meer binnen komen en dat kan niet de bedoeling zijn. Dus is die druk op mij enorm!

Niemand die mij daarover iets vertelt, maar zo voel ik dat. Het is mijn ethiek om ‘alles’ binnen te hebben, maar de gastheer pardonneert mij, juist omdat hij mijn inzet kent.


Reden dus om ‘de kop’ niet te verliezen en mijn verstand te blijven gebruiken veelal de oudere hond in te zetten (of ook die nog even niet en pas na de drift). Een prille, jonge hond kan niet te veel tegelijk verstouwen. Het is daarom prettig dat ik elke hond maar een half dagje hoef mee te nemen; dat is meer dan zat voor een jong hondje. Is een even prille hond drie jaar oud dan is die toch al mentaal wat rijper. 


En ook al heeft een hond lang genoeg rustig gedrag vertoond en kan hij nette en strakke apporten binnen brengen, dan overkomt het iedereen wel dat een hond een keer volledig de kop verliest. Gisteren zei iemand mij dat haar hond dat beslist niet doet en prompt…

Het is een hele goeie hond die ik met regelmaat grote dingen heb zien doen. Hij ging uit op een hele verre runner (ca 200m). Het was een prachtig apport! Echter, op 1/4 van de terugweg valt er ruim voor hem een tweede runner die al even hard op de lopers gaat. Mijn volle hond ziet het (op ca 120m), maar de patrijs loopt recht naar de andere hond. Dan hoef ik mijn hond niet te sturen, want die gaat nergens op af als daar al een andere hond loopt. Dat respect heeft hij geleerd; hij gaat geen conflict aan. Nu komt het me slecht van pas. Ik moet hem wel drie keer sturen. Hij ziet de andere hond eerst wisselen, dan lopen er twee patrijzen rond. Dat overtuigt mijn hond om toch met overtuiging te vertrekken met als gevolg twee honden elk een patrijs afleveren. Ik heb het mijn collega zeker niet ingewreven, want wij zijn collegiaal en doen niet aan dit soort negativisme. Het toont echter dat elke hond een keer leert om wild te wisselen. Het is aan mij, zijn regisseur, om dat mogelijk te voorkomen. Een hond die die neiging eenmaal heeft, kun je tijdens de drift dus niet op een apport uitsturen en dus ook niet op een runner.

Reden te meer om dit veel te oefenen met dummy’s, vooral met honden die dit van nature lastig vinden om mee om te gaan.


Geconcentreerd zoeken

Zoals gezegd, jagen we op dit moment van schrijven nog voornamelijk op patrijzen. En als patrijzen in de bieten invallen en daar een poosje liggen, dan is het soms een enorme klus die terug te vinden. De beste honden zie je cirkelen en verifiëren en opnieuw terug komen, veelal omdat de voorjager dat eist. En dan ten slotte pas vinden of in het geheel niet meer. Dat is zeker op patrijs niet vreemd, laat staan slecht. Eerder deze week kregen we een prachtige demonstratie van een van mijn collega’s. Hij heeft twee geweldig goeie honden, beide met heel veel ervaring en toch duurde het eindeloos.

Ook dit toont aan dat de hond geleerd moet zijn om daar waar gewenst te zoeken en te blijven zoeken. Honden met een grote neus zullen sneller vinden en zijn moeilijk te beduvelen, maar door in een gebied met dekking veel valplekken te hebben, kun je gemakkelijk na verloop van tijd ongezien (en niet gehoord) een balletje of dummy bij gooien. Doorzettingsvermogen moet resultaat op leveren!


Toch is dat tijdens de jacht niet altijd eenvoudig. Je kunt je hond niet blijven pesten op een stuk dat er (mogelijk) niet ligt. Dat werkt contra-productief: die hond gelooft je na verloop van tijd niet meer en trekt zijn eigen plan. 

Honden met veel zelfvertrouwen gaan snel veel te groot. Ook willen veel voorjagers hun honden te snel op veel te grote afstanden laten werken. Dat lijkt er dan leuk uit te zien, maar je vergooit je toekomst. Beheerste zorgvuldigheid (zonder druk) is belangrijker dan dom spektakel.

Deze ‘demonstratie’ leverde toch nog de laatste patrijs van de dag op, licht aangeschoten. Ik was des te meer onder de indruk van mijn collega. Kon mijn hond het dan niet? Dat was niet aan de orde: als hij er met zijn hond werkt, dan respecteer je dat en houd je hond daar weg.


Attitude

De attitude van de voorjager is vrijwel altijd gelijk aan die van zijn hond. Dus het is vooral de attitude van de voorjager die telt. Mijn gastheer hier vertelde mij eens overduidelijk zijn motivatie om ons hier uit te nodigen: omdat wij zijn jacht verfraaien.

Alle pickers-up hanteren dezelfde stelregel: in gezamenlijkheid de klus zo geruis mogelijk klaren voor een zo groot mogelijk tableau. Nergens kennen wij competitie. Geen verstoring van het wild in een te vroeg stadium; geen verstoring van het gezelschap en al zeker geen hinder gedurende de drift. 

Veel geweren weten dat enorm te waarderen. Hoe beter, deskundiger en aangenamer het geweer, hoe meer wij in gezamenlijkheid genieten van de schoonheid van deze jacht. Maar zij zijn de genodigden en wij de medewerkers.

En verder steken we die hand uit die nodig is. Want wij krijgen de uitnodiging om onze diensten te mogen verlenen. Wij doen dat omdat we van de jacht willen meegenieten, maar daar staat duidelijk een plicht tegenover. Juist omdat het een mooie en zorgvuldige jacht is, genieten we daar extra van en zetten dus dat tandje bij. 

De druk is dus groot (voor mij groter dan ik op enige wedstrijd ooit heb gevoeld), maar omdat we dat graag zelf willen.


Oud MacKinsey partner, Tom Peters, bekend van ‘In search of excellence’, zei het recent in een interview als volgt: ‘Blijf leren, blijf lezen, blijf studeren. Het is arrogant om te denken dat je iets weet, want dan mis je het volgende leermoment. Vijf minuten mag je van een grote prestatie genieten, maar dan moet weer je blijven studeren om geen nieuwe leermomenten te missen en jezelf te verbeteren.’

Dat is wijze inspiratie.

Een van de jonkies, maar hij werkt al met uiterste concentratie; dat is geleerd.

Gedreven grijze patrijzen zijn niet zo eenvoudig te bemachtigen; niet door de geweren en wellicht beter door de honden.

Dit kan heel snel weglopen onder het bietenblad op de gortdroge grond in september.

Als je een jong hond stuurt tijdens de drift en hij ziet elders ook wild vallen....

Geweldig voor een jonge hond om doorzettingsvermogen te ontwikkelen.