Die vraag is vrij eenvoudig te beantwoorden: minder! Vermoedelijk veel minder!
Maar laten we de nuance opzoeken en dit 'véél minder' iets beter onderbouwen. Eigenlijk is er over de vraag hoe vaak een hond per dag of zou moeten apporteren geen zinnig woord te zeggen. Het ligt delicaat als je de intelligentie van jouw specifieke hond niet wilt schaden, dus laten we er dan maar een heel artikel aan wijden.
Een richtlijn is nauwelijks te geven vanwege de verscheidenheid aan karakters. Het hele complex van ras, leeftijd en aanleg. En dan vooral ook de (psychologische) ervaring van de baas.
Een jonge Retriever tussen een half en heel jaar krijgt gemiddeld misschien 5 dagen in de week een drietal apporten per dag? Vanaf een tot twee jaar wellicht 5 apporten per keer. En als je twee keer per week apporteert dan vooral niet de aantallen verdubbelen. Dit is nog de prille opleiding, de hond is nog erg jong en heeft balans nodig. Het is in deze leeftijd belangrijker de hond gedrag bij te brengen dan een apport.
Heb je nou bijvoorbeeld een Heidewachtel dan wordt dat aantal veel, heel veel minder. Van één tot vier jaar zou ik dan liever spreken van hooguit drie apporten per keer. Soms misschien eens vijf. Van een half tot een jaar oud hooguit 1 apport per keer. Ook dat ras is erbij gebaat eerst goed in balans te zijn wat betreft het gedrag en dan ga je heel voorzichtig je hond bestuderen. Bij elke oefening ga je tevoren overdenken wat je te winnen hebt. Wat gaat de hond leren?
Nogmaals, een richtlijn is niet te geven. Het is geheel afhankelijk van de geaardheid van je hond en van je eigen kalme deskundigheid. Maar vergeet niet dat je hond een jachthond is en als jij (nog) niet zoveel jachtbloed hebt (ontwikkeld), dan moet je zeker niet meer apporten per keer vragen. Een rustige, ervaren jager, die goed zijn hond kan lezen, kan veel aan. De meest voorkomende fout is dat men — het gaat zo lekker — dan nog een apportje doet; pijnlijk!
Dat klinkt net zo utopisch als bij beleggen: je moet kopen op een laag punt en verkopen op de top. Ik heb nog nooit van iemand gehoor die dat kon. Warren Buffet doet zijn research, stapt in als hij de tijd rijp acht en blijft dan stil zitten. Wie handelt moet 2x gokken op een gunstig moment en dat lukt slechts 50% (gemakkelijk te berekenen). De zenuwen, de tijd en de te maken kosten zijn allemaal verspild.
De paralel met jachthonden is niet anders. Je investeert in de potentieel beste jachthond (die geschikt is voor jouw doel). Die koop je op het gunstigste moment: met 7 weken. En dan is het aan jou wat je daar uit haalt, met de juiste handeling op de goede timing. Je hebt niet met geld te maken maar met een levend jong wezen en als je daarbij fouten maakt dan kost het meer dan geld, het respect van de hond in jou!
De inzet vooraf is bij elke training zo dat ik elke opgave zo in scene zet, dat de hond het met uitdaging maar met gemak uitvoert. De timing van wat je in welke leerfase doet.
Wie in klassikaal verband traint, kan met zoveel detail nooit rekening houden. Maar als individu ben jij zelf verantwoordelijk voor hoe je je hond opleidt en jij bepaalt dus wat je je hond laat doen en hoe. Het gaat om de relatie tussen jou en je hond.
Stel na het derde super mooie apport loop jij pas echt warm en dat smaakt me toch een partij naar meer! Juist dan is stoppen vaak verstandiger. Het kan zelfs zijn dat ik een stevig eind heb gereden en met een jonge hond nog maar één oefening heb gedaan. Hij heeft zichzelf overtroffen en echt prachtig gewerkt. Stoppen, samen trots (happy) zijn en nagenieten van die ene mooie prestatie. Trots op de prestatie van je hond. Wie trots is op een papiertje of punten loopt een valse motivatie achterna. Dat papiertje zegt meer over de concurrentie en de wijze waarop de keurmeester zijn beoordeling beslist.
Ik weet zeker dat iedereen wel eens geblunderd heeft na een prachtige prestatie, dus hoe negatief dat is hoef ik niemand uit te leggen. Veelal ontaardt het in te veel druk op de hond zetten. Te veel is altijd negatief. Je hond begrijpt jou niet en jullie gaan geen van beide happy naar huis.
Je hebt van die Labradors, die je oneindig lijkt te kunnen sturen. Die honden lijken onverzadigbaar. Die zijn er. En juist ook die honden, raken snel of oververhit of leren te knoeien. Allemaal als gevolg van onnadenkend handelen van de voorjager, onnadenkend over de vraag welke opgave precies past in de opleiding van jouw hond op dat moment en in die fase.
Maar velen onder ons hebben niet zo’n hond waarvan de concentratie dummy-vast is. Tal van staande honden turen vooral de horizon af, zowel met hun neus als met de oren als met de ogen. Geweldig! Zo moet een goede jachthond zijn! Maar wel in balans met zijn aandacht voor mij. Dat moet je verdienen en niet met druk, want met druk krijg je het nooit.
Als een hond minder aanleg heeft tot apporteren is het nog belangrijker om geen domme dingen te doen: hoe meer je de desinteresse ‘stimuleert’ hoe verder je van een stabiel mooi apport verwijderd raakt. Een klein voorbeeld:
Recentelijk begeleidde ik een jager bij de opvoeding van zijn pup. Nog voordat ik aan apporteren toe was, werd mij al verteld dat de hond geen enkele interesse had voor een apport. Een vers geschoten fazantenhen was bij toeval ‘langsgekomen’ en was totaal genegeerd. De Labrador heeft een volledig field trial stamboom, dus dat soort desinteresse verwacht je zeker niet. Vanaf dat moment heb ik alles wat in de verste verte op een apport leek ‘verboden’ en dat is zeker opgevolgd. Wij beperkten ons tot elementair gehoorzaam zijn. Na het jachtseizoen was de hond een jaar oud en heb ik het apporteren met de hond uitsluitend zelf gedaan. Het begon met pogingen. Als je mazzel had wilde ze soms de dummy wel een eindje meeslepen of hem zo’n vijf meter voor me te laten liggen.
Ik ben voortdurend alleen maar blij geweest met wat er wel goed aan ging. Het was aan mij om de opgave zo te maken, dat het leuk was en bovenal uitdagend (dat ziet er bij mij voor de meeste mensen super kalm en saai uit, maar het gaat mij om de hond). Leren doet ook een hond het best door zelf te ontdekken dat iets leuk is of dat je iets goed kunt. Zodra je op zo’n hond (met minder aanleg) druk zet, wordt het nog slechter. Het rustige, vertrouwde: ‘je kunt het!’, ‘goed zo!’ stimuleert de hond. Het is super bewerkelijk, want elke keer moet ik de hond op gaan halen om ermee uit te gaan en wat doen we? Twee of drie apportjes. Niet meer! Herhalen en leuk zijn, anders herhalen, eenvoudig herhalen, divers herhalen, afstanden steeds zo uitdagend dat het mooi gaat. Maar aanvankelijk nooit meer dan 2 tot 3 apporten per keer.
We zijn nu vier maanden verder en (op het over water na) durf ik het B-diploma met haar aan. Alles heeft de hond zelf ontdekt met timing, rust en geduld.
Nu is dit een boterzacht hondje, maar je zult een stuiterbal hebben. Laat ik voorop stellen dat een hond, die aanleg heeft om te stuiterballen, dat juist nog meer gaat doen als hij met ongeduld bejegend wordt. Alleen jouw rust en vertrouwen kan hem kalmeren. Dus is het beperken van een enkel subtiel mooi apportje des te belangrijker. Mooi werk gedaan? Dan snel naar huis en nagenieten.
Een pup van 8 weken is een baby in de luiers. Die kan met van alles slepen, maar die kan nog niet apporteren! Dat zit alleen maar in het hoofd van de eigenaar. Dat moet de pup als hij twee jaar is kunnen! Niet als hij nog baby is. Met zes maanden lijkt een jachthond heel wat en onder de goede leiding(!!) kan hij leren lopen om te jagen, maar hij kan nog niet echt luisteren. Een kleuter kan nog geen auto rijden! En een tiener ook niet, met uitzondering van een Max Verstappen dan. En u denkt dat uw hond een Max Verstappen onder de retrievers is? Zoiets is altijd aanleiding voor het ontwikkelen van massa’s problemen.
Incidenteel ziet een pup bij mij best wel eens een balletje of een dummy. Dat is dan om dekking te nemen, om zijn neus te ontwikkelen, of iets dergelijks. Er wordt gewerkt aan een nieuw boek voor de pup-opleiding, daar komen tal van beschrijvingen in voor.
Maar de dosering blijft uiterst beperkt! Een keer in de week of twee weken een enkele dummy. Het gaat vooral om wat en hoe je het doet en wat je wilt stimuleren bij de hond. Bij een jonge hond is dat altijd rust en kalmte.
Dat is een leeftijd dat de slungel net een rijbewijs heeft gehaald en denkt te kunnen auto rijden; nou dát leer je daarna pas.
Zo rond een jaar dan is een hond vergelijkbaar met de schoolperiode van een kind. Dan ga je serieus leren. Wij gaan de hond serieus leren dat je altijd netjes volgt, dat je kunt zitten op de fluit en vervolgens zitten op afstand en dat je komt, zodra je wordt geroepen. Dat je langzaam aan leert dummy’s te negeren. Dat is heel erg veel om te oefenen. En pas dan kan de jonge hond mentaal aan dat er echt iets van hem verwacht wordt. Dan word je wat zakelijker naar je hond toe. Een hond die niet perfect komt, zal dat ook met buit niet doen. Dus moet de hond eerst perfect komen en altijd! Niet uit angst maar omdat dat gewaardeerd wordt. Fijn!
Nogmaals, ik wil eerst zien dat hij een dummy goed kan respecteren. Nooit is zo’n dummy foei! Maar jou regie zorgt ervoor dat hij kan blijven zitten terwijl jij rustig die dummy weglegt, als jij rustig bent, kan je hond dat ook. Nooit andersom.
Hij moet kunnen komen terwijl er ergens (gemakkelijk genoeg) een dummy valt. Honden lijken te denken dat die dingen weglopen, maar dat is niet zo. Respecteren is een groot goed, voordat een hond kan apporteren.
Paralel aan die steeds perfectere gehoorzaamheid (afhankelijk van jouw discipline!) bouwen we langzaam het apporteren op. Incidenteel een goed gekozen opdracht, gemakkelijk en zo uitdagend mogelijk. Ook daarover tal van voorbeelden in het boek ‘Puppy Coach’, dat hopelijk dit najaar verschijnt.
Als de hond kan respecteren, netjes komen, netjes zitten op de fluit (direct!), andere werkende honden kan respecteren, etc, kortom als jij centraal staat in zijn leven, dan kun je serieus een hond in opleiding nemen. Ja, dat is een jaar lang bouwen aan gedrag en met veel geduld en variatie tot je er simpel van wordt. Maar wie dat geduld kan opbrengen en zijn huiswerk goed gemaakt heeft, die heeft dan een hond die zijn vakopleiding aankan.
Zo niet? Dan begint de hond aan zijn vakopleiding en leert van knoeien alles aan elkaar te verknoeien en het wordt nooit iets. We hebben er helaas zo veel voorbeelden van dat we het niet eens meer herkennen. Je denkt een gepassioneerde hond te hebben? Ja hoor, een hond verkwanselen is het gemakkelijkste wat er is. Weet wat je doet!
Dus dat enkele apport dat bedenk je op basis van wat je hond de afgelopen keren heeft laten zien. Dan focus je je daarbij op datgene wat verbetering vergt. Soms weet je even geen raad met een detail — dat kan van alles zijn — negeer dat onderdeel dan even en vecht je er niet op in! Dat is een probleem vast schroeven met alle bijwerkingen van dien. Als je bijvoorbeeld de focus van de hond op een ver apport wilt verfijnen, zeur dan niet over het eventuele inspringen of het afgeven. Dan verpest je namelijk ook wat je nu net had willen ontwikkelen bij de hond, datgene wat hij nodig had. Het niet-inspringen leer je met een dummy op korte afstand (die er wellicht niet eens meer ligt) of misschien zonder het apport.
Wie zijn opdrachten met zorg regisseert, heeft aan een beperkt aantal apporten genoeg om die kleine dingen te verbeteren. Volgende keer verbeter je weer iets anders.
Het gaat er in de gehele opleiding niet om of dat ene apport binnen komt, maar hoe de opdracht wordt uitgevoerd.
Als de hond namelijk mag uitmaken ‘hoe’, dan kom je in zijn opleiding nooit verder. Dan zal hij niet eens leren luisteren! Hij bedenk zijn eigen manier wel! Dat is geen opleiden. Opleiden is doen wat gevraagd wordt. Daarvoor moet je wel heel zorgvuldig elke oefening regisseren. Tevoren doordenken wat je vraagt, wat het belangrijkst is en waarop je de hond wilt uitdagen. Degene die zo traint heeft niet veel apporten nodig en weet ook hoe fout de uitwerking is van veel tegelijk: veel dummy’s leidt tot veel geknoei en dat wordt dan een gewoonte.
Dit zo beschrijvend, heb ik zeker geen onderdanige, heftig gedresseerde honden voor ogen maar open, rustige honden, die vakbekwaam zijn en zelfverzekerd in hoe zich te gedragen. De praktijk ervaring kan beginnen!
Hoe zo’n zelfverzekerde hond er uit ziet, is lastig te beschrijven. Maar uiteindelijk wil ik een dynamische, zelfstandige, luisterende wildvinder! Dat kan ik je alleen in de praktijk laten zien. Een ordelijk opgeleide jachthond is een genot voor het leven.