Frodo & Co - Nel Barendregt

BOEKEN | HONDEN | OPLEIDING | FOTOGRAFIE | ARTIKELEN

Ook een apporteur moet jágen

 

Een jachthond zonder passie en dynamiek levert ons in de jacht (in principe) nooit voldoende wild op. De hond die de zelfstandigheid, de zelfverzekerdheid, de gretigheid of een drang van het ‘binnen hebben’ mist, die brengt je de moeilijkste stukken niet binnen.

Op een gemiddelde jacht zien we nogal eens wat honden rond hobbelen die de opwinding van de baas nabootsen, wat wel op passie lijkt, maar het is opwinding en chaotisch gedrag vanwege onduidelijke leiding en structuur. Het is waardeloos. Dat levert ons niet dat ultieme stuk wild op. Een gemakkelijk dood stuk, dat kan elke hond wel vinden (..) en dan ‘geniet’ iedereen van het mooie apport? Tja, daar is nou net niks aan. Een stuk wat simpel ergens ligt dat kan elke voorjager of drijver net zo goed zelf rapen. Je hond moet op scherp staan voor als zijn expertise nodig is!

 

We hebben welgemanierde, gedreven, passie volle honden nodig om die stukken die zich hebben weggestopt, de veren ‘ingevouwen’, niet bewegend en stil wachtend tot het gevaar geweken is en dan hoopt het stuk zich te herstellen van zijn verwondingen. Dat is zijn instinct. Een fazantenhen kan uitstekend zijn geur ‘blokkeren’ in de dichte bramen of een diepe takkenbos, een eend verstop zich dan graag in een hol aan de oeverrand.

Maar als wij jagen en een fazant verwond hebben, dan gaat die doorgaans niet overleven en zou een trage dood sterven, in plaats van een snelle, om lekker eetbaar opgediend te worden. Wij jagen immers op kleinwild vooral om het te eten, en eigenlijk liever niet en pas als het moet om schade te bestrijden. Al dat geschoten wild verdient het om zo snel mogelijk binnen te zijn!

 

 

subtiele strategie

Dergelijke situaties vereisen een hond die kalm is en met verstand zijn werk weet te doen. Die wordt uitgestuurd om het verwonde dier te vinden en binnen te brengen, niet om er mee bezig te zijn, maar om de klus geklaard te hebben, zo snel.

Dat vinden van een aangeschoten stuk mag nooit lomp gebeuren. Te vaak lopen voorjagers naar en over de valplek mee om met de hond mee te zoeken en hem zogenaamd te helpen. Dat meelopen en de regio vervuilen is dramatisch slecht voor het vinden van aangeschoten wild; dat vertraagt en verkleint je kans te vinden drastisch! Ook verstoort het elke goed opgeleide hond.

het ideale beeld

Een goede hond benadert zijn aangeschoten prooi met beleid. (Eigenlijk identiek aan hoe een staande hond gezond wild benadert om het te kunnen voorstaan, maar dan in geheel eigen stijl.) Alleen en in alle zelfstandigheid kiest de hond zijn strategie. Zijn voorjager heeft hem hooguit naar de regio onder de wind gestuurd waar hij vermoedelijk verwaaiing zou kunnen krijgen. Zeker een ervaren hond heeft slechts een fragiel flufje verwaaiing nodig om in te houden en op voldoende afstand te zekeren of hij gelijk heeft.

Is dit het bedoelde stuk en aangeschoten? Dus te bemachtigen? Zo doende maakt hij razendsnel zijn strategie op, maar zoals al aangegeven dat doet hij ‘op afstand’!

Daarna wordt hij een echte apporteur: snelt toe en hapt doelgericht. Hebben! Geen kans voor gedoe.

Dit is het beeld zoals het hoort! Dit is het beeld van een opgeleide hond! Het beeld van een hond die heeft geleerd in zelfstandigheid zijn klus te klaren en daar razend snel in te zijn!

 

snel en efficiënt!

Dit is eigenlijk helemaal niet zozeer ‘het ideale beeld’, maar gewoon het beeld zoals het hoort! Daar was die opleiding voor! Nu ja, als die ten minste deugde, maar daar zijn nog wel een paar subtiliteiten te winnen of wel lompe noten te kraken.

Zo’n situatie is de reden waarom je een een hond in al zijn vezels gedurende de training motiveert om snel met zijn dummy bij jou te zijn. Voor velen is het feit dat de hond de dummy heeft gevonden al reden om te juichen, maar dat is een hele ernstige opvoed-fout. Hij moet haast hebben om de buit bij jou binnen te hebben.

Ik zal proberen dat uit te leggen. Voor zo’n stomme dummy maakt het niks uit, maar het dummy-werk is bedoeld om je hond tot jachthond functioneel te maken. Dus leer je hem effectief en snel te werken; subtiel, voorzichtig maar razend efficiënt. Als je hond in bovengenoemde situatie niet uiterst efficiënt en snel werkt, dan is dat stuk wellicht alweer gevlogen. Maar als zijn hele strategie van werken erop gebaseerd is dat het razend snel geregeld te hebben en met buit binnen te zijn, pas dan heb je op jacht een uitermate behulpzaam instrument. Op proeven wordt het helaas nauwelijks gezien noch herkend.

Het is ook een slecht argument om te zeggen dat een hond die veel jaagt, ‘het wel leert’ om snel en doelmatig te werken. Dan komen er toch te vaak andere foutjes — zo niet grove fouten! — om de hoek kijken: aan of met het wild knoeien, eerst nog wat anders doen, … ik wil er niet eens aan denken.

 

subtiel

Het benaderen van het wild moet altijd subtiel gebeuren! Óf het aangeschoten wild drukt zich nog dieper, óf het is al weer (uit zicht) gevlucht en dan krijg je een licht gewond stuk veelal niet meer binnen. Ik ervaar dat als een ‘doodzonde’! Zoiets mag mij tijdens de jacht niet overkomen en daarom die grondige opleiding!

Honden die geleerd hebben om knollig op een dummy te springen, stampend en lomp, die missen zulk wild. Die zijn niet (dan wel ‘fout’) opgeleid. Dat is niet de zogenaamde ‘stijl’ van bijv een grote ‘draadhaar’. De hond heeft het karakter waarmee hij geboren is, maar jij — als voorjager — maakt hem lomp of geraffineerd subtiel. Dat heet opleiden. En dat deel van de opleiding is uiterst essentieel en staat vaak lijnrecht tegenover het racen achter dummy’s aan. Opleiden is weer die subtiele balans zoeken om een hond met verstand die dingen aan te leren die precies deze hond nodig heeft in deze fase van zijn opleiding… tot fijnzinnige jachthond.

Het helpt natuurlijk als die hond niet knollig groot is, maar dan doet zijn opvoeding en opleiding ook heel veel. Je moet immers de hond de opleiding geven die hij nodig heeft en voor sommige honden is dat het bijbrengen van ‘verstand gebruiken’ of wel subtieler werken. Het fokken van lompe honden zou weliswaar niet eens mogen, maar ja…

Bij Labradors zie je soms een (qua bouw, verderop meer) hele knollige, hoogpotige, te snelle hond. Als diezelfde hond dan ook nog wat ‘minder’ jachtverstand heeft van nature, dan moet je wel met heel veel zorg je opleiding aanpakken.

(Natuurlijk kunnen zulke honden onder een goede voorjager ook werkkampioen worden, laat staan tal van diploma’s met aanzien behalen. Maar dan nog zou je met zulke honden vooral NIET moeten fokken! Zo’n 30 jaar geleden zagen we in Engeland de te kleine, spitse, te iele Labradortjes en die bleken gemiddeld al even neurotisch. Men fokte op ‘substance’ en kreeg evenwichtiger honden. Inmiddels zijn er weer enkele andere ‘uitwasjes’.)

 

Hoe dat lompe gedoe te voorkomen? Dat is uitermate complex en past niet in deze ene editie van De Jachthond, maar in het genoemde voorbeeld kun je een langbenige, wat klunzige hond wel veel lange en gemakkelijk liggende dummy’s laten halen (want dat kan ie zo goed!), maar dat zal eerder leiden van lomp naar lomper… Zo’n hond heeft het vooral nodig om zijn neus te moeten gebruiken vlak voordat hij gaat vinden. Dan breng je samen een dummy weg, laat de hond rustig zitten, terwijl jij zichtbaar stiekem (spannend) een dummy in een hoekje hoog gras of andere dekking legt, samen loop je van de dummy weg en op enige afstand draai je 180° linksom (met de hond aan de binnenkant) en doet anderhalve stap richting dummy. Je lijnt je hond op en stuurt hem kalm. Alles aan deze handelingen moet vlot, glad en rustig zijn, zonder gehak en getrek of andere afleiding. Zwijgend en onbewogen (hierover later meer) kijk je hoe hij fel gaat, even moet werken (inhouden) om te vinden en zodra zijn hoofd boven de dummy hangt, loop je rustig en resoluut aan áchteruit weg en moedigt je hond aan snel te komen… sneller sneller sneller. Haast, om fijn aan jou te laten zien. Hij moet de tijd niet krijgen voor enige andere gedachte!

Enfin, dit is in een paar luttele bewoordingen de essentie van de  procedure, maar het moge duidelijk zijn dat hier al een net zo subtiel opleidingstraject aan vooraf had moeten gaan.

 

fokken op jachtverstand en fijnzinnigheid

Ik weet dat er legio zaken zijn waarbij je moet opletten als je een goede jachthond wilt fokken. En hoe moet je dan beoordelen of al die ouder- en voorouder dieren jachtverstand bezaten en fijn werkende honden van nature waren? Daarvoor moet je de honden jong aan het werk zien, heel jong. Eigenlijk zo rond een half tot anderhalf jaar, en dus voordat de trainingsinvloeden de natuurlijke aanleg heeft overschaduwd. Wat je aan een volwassen (zeg na 3-4 jaar) ziet, dat is bovenal zijn baas en diens opvoeding. Heel belangrijk voor de hond zelf, maar van geen enkele interesse voor fokmotivatie.

 

Toch zijn het karakter eigenschappen die van essentieel belang zijn voor alle jachthonden! Zowel voor als na het schot. Als een hond — qua karakter of bouw — lomp is voor het schot dan zal hij eerder wild uitstoten of missen. Hij zal eerder fysiek moe zijn en mentaal moe. En dat is altijd een slechte conditie voor grote prestaties.

De hond die van nature veel jachtverstand heeft en subtiel te werk gaat, leert uiterst snel dat fijn en subtiel handelen loont. Dat zijn zaken die je als voorjager al jagend de hond niet meer kan aanleren; hooguit afstompen met bemoeizucht.

 

subtiel en strategisch

Van pup af aan ben ik mij er goed van bewust dat ik, later in het veld, mijn hond zo subtiel en strategisch wil zien opereren. Daarom ben ik van 7 weken af aan zo elegant en duidelijk mogelijk naar de pup. Op jonge leeftijd al leert hij dat hem wordt duidelijk gemaakt wáár hij gewenst is: netjes naast mij aan de voet. Subtiel en vooral tijdig vertelt mijn linker ringvinger tegen de lijn tikkend hem wat we gáán doen. Ja, je leest het goed: tevoren!

De meeste mensen sleuren de hond vaak met heftige armbewegingen terug naast zich. Het rare is dat men paarden ment met ringvinger en pink en honden met de hele arm. Is dat niet wat curieus? Die altijd té late ‘kom hier!’ armbewegingen, zeggen de hond níets meer dan dat zijn baas zeurt, maar nooit zie ik een hond snappen wat hij dan wel moet. Leuke baas hoor!

In de grote mensen maatschappij vinden we het toch ook normaal dat je tevoren van je baas hoort wat er van je verwacht wordt? Kinderen die niet weten waar ze aan toe zijn, hebben het mateloos moeilijk en we weten waar dat toe kan leiden: stuurloos zoeken ze zich een weg naar ‘aanzien’.

Onze honden verstaan echter geen woorden en dat moeten we ons dus beter realiseren. Met taal kun je geen hond opleiden, met kleine aanwijzingen aan de lijn en lichaamstaal wel. De fluit is pas een instrument voor de vakopleiding.

 

Er zijn in het simpele voorbeeld van een jachtsituatie aan het begin van dit relaas een aantal dingen benoemd om nog even nader op in te gaan:

  • niet het valgebied verstoren
  • niet op je hond toelopen om hem te helpen het stuk op te pakken
  • niet te dicht bij je hond zijn als hij zelfstandig moet werken
  • niet met je hond bemoeien, nadat de opdracht is gegeven

 

 

valgebied niet verstoren

Je ziet het op kleinere jachten helaas te vaak en vooral als men geen kennis van goed hondenwerk heeft. ‘Hier moet het liggen!’ En iedereen maar meezoeken. Hoe goed bedoeld ook, het is uitsluitend zinnig als je geen hond ter plekke hebt.

Voor een goede hond heb je zo alles verpest! Je hebt de geuren verstoord, je hebt het wild verstoord indien aangeschoten en dan nog ernstiger de zaak bemoeilijkt, omdat het wild zich verplaatst en mogelijk gevlogen is. Of buiten je waarneming weggerend, wat fazantenhanen als de beste kunnen! En dan heb je wel een hele beste hond nodig met heel veel ervaring om dat überhaupt nog te kunnen opknappen.

 

Ik zag het recentelijk op de gedreven patrijzen. De geweren staan ca 20 meter voor een singeltje met wat mais erachter op linie in de bieten. De drift komt op ons in. Wij hondenmensen staan tussen de geweren, omdat die dan vrij naar achteren kunnen schieten. Doorgaans worden die patrijzen naar achteren, dus afgaand of dwarsend geschoten. Alleen zeer ervaren schutters presteren het om een patrijs inkomend correct te schieten. Een van de geweren links van mij schiet een dwarsende patrijs, die in de bomen rechtsvoor mij invalt. Ik kan niet zien waar hij op de grond valt en mijn beide honden hadden hun focus op schoten op rechts, dus hadden ook niets gezien. De drift komt op ons af en dus besluit ik (regel 1) op dat moment géén hond te sturen.

Pas nadat de drift is afgelopen, houd ik me eerst nog even met datgene bezig wat de honden wél hebben gezien, om dan voor me na te zoeken. Inmiddels is het betreffende geweer al ter plekke om te zoeken. Ik probeer hem te weerhouden, want — hoewel mega kundig en ervaren — dít had hij zich niet gerealiseerd. Het lukte me natuurlijk niet om zijn passie te bedwingen, want mijn positie als hondenmens staat niet toe dat ik geweren terecht wijs. Ik ben toen maar met hem meegelopen en beide honden op die plekken laten zoeken die ons logisch leken, maar geen resultaat. Wel heb ik van die gelegenheid gebruik gemaakt om het geweer uit te leggen waarom ik nooit mee loop: verstoring van zowel het wild als de honden! Toen we al weggelopen waren, bleek een van mijn honden toch nog redelijk in de buurt ‘ergens’ een aangeschoten patrijs te hebben gevonden. Dat kon alleen dezelfde zijn. Goede geweren kunnen kwaliteit enorm waarderen.

 

Een kleinere jacht op patrijzen leverde niet al te veel te schieten op (dat gebeurt ook) en die ene patrijs die geschoten was, die moest ‘hier’ in de bieten gevallen zijn. Tegen de tijd dat ik toe kwam lopen was er een gebied van 20 bij 20 meter aan bietenblad platgetrapt. Dus vroeg ik de jongens al bij aankomst of ze soms dachten dat mijn hond kan toveren. Natuurlijk vond mijn hond niet.

 

toelopen om de hond te helpen

Helaas zie ik dat nog wel eens op een kleine jacht, waar men niet al te veel wild gewend is.

Als er dan iets beschoten is, dan loopt de voorjager snel achter zijn hond aan om zeker te stellen dat die het … nou ja, wat dat weet ik eigenlijk niet. Want overduidelijk is, dat die hond eerst moet worden opgeleid!!! Die moet eerst leren wat apporteren eigenlijk is. Dat leer je niet op warm wild en al zeker niet op eventueel aangeschoten wild.

Maar goed dan gaat je hond uit naar dat stuk. Waarom zou je kunnen bedenken dat je hond dat alleen niet afkan? Waarom ga je erop af? Dan had je die hond beter thuis kunnen laten als je het zelf ook kunt rapen. Heus, elke hond kan alles beter als jij zo ver mogelijk weg bent! Dus als je dan je hond hebt gestuurd, loop dan liever weg (achteruit, weg van de hond) om je hond juist aan te moedigen haast te maken om met je mee te komen.

 

Het kan nog erger en dat is als een drijver bijvoorbeeld gezien heeft dat de fazant is licht aangeschoten. Uit ijver rent hij naar de fazant en dan moet ik mijn hond sturen??? Hij jaagt de fazant weg en verkloot het voor iedereen! ‘Ja, maar hij doet het nog!’

Een goed opgeleide hond weet beter dan menig knuppelaar om te gaan met aangeschoten wild en is niet zo dom het eerst te op jagen. Als een fazant is aangeschoten en je zet er een hond op (nu of straks na de drift) dan is iedereen beter af als het gebied zo min mogelijk verstoord is!

Is je hond nog niet zo goed opgeleid? Dan… nou ja dat verhaal ken je nu wel van mij, maar als je daar dan staat en jij stuurt je hond, gun hem dan dat hij in alle zelfstandigheid dat spel leert spelen.

 

Een jonge hond die bij een fazant komt die het nog een beetje doet, die moet simpelweg nog leren dat ze niet allemaal dood zijn en zonder jouw geschreeuw, gebemoei, laat staan aanwezigheid, kan hij dat vele malen beter zelf uitzoeken. Dáár leert hij van. Zodra jij je stem gebruikt, laat staan verheft, breek je zijn mogelijke prestatie grof af! Dus: mond dicht en stil blijven staan!!

Maar wel zodra hij het stuk heeft: enthousiast inhalen. Achteruit en nooit toelopen. Ook niet op het laatste moment.

 

opdracht duidelijk? niet meer mee bemoeien!

Hiervoor werd dit ook al duidelijk. Elke hond die jouw getut en bemoeizucht hoort, haal je af van de concentratie van zijn werk. Op afstand kan jij niet zien hoeveel en welke informatie je hond in de neus heeft. Hoezo denk je dan wel dat je het beter weet? Denk jij dat je altijd kunt zien of een fazant of eend kik-dood is of niet? Vergeet het maar. Je probeert het natuurlijk wel, maar als je eerlijk oplet, dan leer je je verbazen. Dus als je hond goed is en je ziet hem geconcentreerd werken en zijn plan trekken… snaveltje toe! en niet bewegen! Gun je hond het vertrouwen, daar wordt hij groot van.

 

 

Op een gedreven patrijzenjacht staan alle geweren op de kop. De gastheer staat aan de zij-buitenkant en naast en achter ons staan de bieten nog weelderig. Na de drift hebben we het gros uit de bieten weg, maar die ene… Dan stuur je dus je beste hond, de meest betrouwbare. Op zo’n 30m van de valplek stuur ik hem uit met een goede lijn net onder de wind, maar wind halen (zekeren) snapt hij ook zelf als de beste.

Hij tekent nauwelijks, zoekt wat in het rond en wil toch recht naar achteren trekken. Ik sta met kromme tenen: het was geen fazant! Die is in de bieten door honden vaak goed te volgen, maar patrijsjes onder het blad??? En dan nog, patrijzen lopen niet zo ver… hoewel… En hij vertrekt verder en verder. Al gauw is hij een paar honderd meter weg en verlies ik hem uit het oog. Toch heb ik niet het lef (gehad) om hem in te fluiten!! Ik ken mijn hond.

Nu hij uit zicht is, verstouw ik mijn zenuwen door met de andere hond de rand van de drift nog af te struinen. Dat levert nog wel wat op. En dan zie ik in de bieten een zwart koppie in een rechte lijn terug komen: die heeft dus buit! Ja, hoor een licht aangeschoten grijs patrijsje.

Zo zijn er legio voorbeelden te noemen waarin ik mateloos gelukkig ben geworden van ‘niet ingrijpen’ en de hond het zelfstandig laten oplossen. Zo wordt een goede hond groot en behoud ik het respect van hem, door hem niet over verstandig werk af te kappen.

 

Voor zulke prestaties moet je een van nature grote hond hebben, die ook nog eens veel ervaring heeft, maar stel je voor dat ik me ermee bemoeid had…

Alleen op afstand en zonder bemoeienis kan een goed opgeleide hond alles beter: dat heet jagen!

 

meer?

Dit is slechts een hele kleine bloemlezing van vele manieren waarop een apporteur zich onderscheidt als jachthond. Reden te meer om daarover tijdens de workshops in de komende maanden nog eens gedegen op terug te komen. (jan/febr 2018)

rustig op post zitten, maar wel uiterst attent en alles gezien hebbend

geassocieerd met