Iedereen snapt dat als je naar Parijs wilt om het Louvre te bezoeken, dat je eerst thuis in de auto moet stappen, en dan kilometer voor kilometer af moet leggen om uiteindelijk in Parijs te kunnen arriveren. Ik zég gekscherend wel eens onderweg een stukje over te slaan, maar iedereen begrijpt dat dát niet lukt.
Alleen heel soms is het leuk om gewoon onderweg te zijn, maar als ik in het Louvre de laatste expositie wil bezoeken, dan wil ik er zíjn, dan wil ik niet onderweg er naartoe zijn. Dat traject er naartoe ergert me dan mateloos. Tijdrovend niks doen. Super irritant.
Voor dit specifieke gevalletje heb ik een prima manier gevonden om het onderweg aangenaam te maken: ik doe een luister-boek, of een luister-krant. Dan is de weg naar mijn bestemming ineens nuttig en aangenaam, vaak leuk. Daarmee is die altijd maar weer zelfde weg ineens niet meer saai maar prettig. Zo zijn de uren dat ik onderweg zijn aangenaam, minder gestrest en dus minder gevaarlijk.
Wat heeft dat nu met het opleiden van honden te maken? Alles!
Een hond opleiden is een lange weg ergens naartoe. Naar de open klasse of wat voor diploma ook.
Die weg is bekend en saai en vol met stappen die je het liefst overslaat (zeker nadat je al een of meer honden hebt opgeleid). Te snel te veel willen is echter een van de grootste opleidingsfouten.
Engeland’s (onbetwist) beste trainer van jachthonden (lurchers, spaniels en bovenal retrievers) John Halstead sr, werd in een interview met Field Sports Magazine recentelijk gevraagd naar de meest voorkomende trainingsfout: ‘men wil te snel te veel, nog zonder dat de hond kan luisteren’. In een paar andere recente artikelen herinner is mij dezelfde uitspraken van Billy Steel jr en Ian Openshaw. Het is hier te lande precies hetzelfde: over de volgorde van opleiden lijkt nog nauwelijks nagedacht.
Veel Nederlanders doen alsof alles Engels op retriever gebied geweldig is, nou niets is minder waar. Er is in Engeland zeker veel kunde, maar ook heel erg veel onkunde. Ook daar is men vaak bot en hard, zonder veel begrip van leervermogen. Maar wij leven in de Lage Landen en hier ken ik de situatie beter.
Waarom doe jij die oefening?
‘Waarom deed jij de oefening met je hond die je zojuist deed?’
Ik durf de vraag niet eens meer te stellen, want men vermoed dan al direct ‘oeps, heb ik nu iets heel doms gedaan?’ Soms wel. Mijn reguliere cursisten stel ik die vraag om zich beter te doen realiseren dát ze al die talloze handelingen doen en waarom (dat vaak tot verwarring leidt). Die durven dus de vraag best te beantwoorden omdat zij zich realiseren dat het tot een verhelderende analyse leidt, tot een betere bewustwording.
Van derden is het antwoord veelal ‘dat het zo op een wedstrijd wordt gevraagd’. Het gaat daar dus nooit over het opleiden van de hond en datgene wat er voor deze fase van de opleiding nodig is. Welk detail je bij de hond wilt verbeteren en wat van primair belang is in deze fase.
Te vaak nog zijn de jachtopleidingen blijven steken in de prehistorie, waarin de meester je net zo vaak met een rietje op de vingers slaat dat je van angst niet meer weet wat te zeggen. We weten allemaal dat dit kinderen niet motiveert om beter te leren, sneller te leren, knapper te worden, laat staan creatiever of ondernemender te worden.
Dat geldt voor honden niet anders. Te vaak zie je de hond wild en wat spastisch van onzekerheid reageren. Hij wil wel maar weet absoluut niet wat hij moet. Hij heeft het wel eens of regelmatig goed gedaan, maar is in verwarring geraakt (gebracht). Slecht geanalyseerd, te snel te veel, fout management.
Opleiden kan ook gewoon leuk zijn! Ten minste als de baas zichzelf stevig de oren wast en zich open wil opstellen. (En misschien zouden ook wat mensen er beter aan doen om zich géén hond aan te schaffen.)
Een hond opleiden kan zo leuk zijn, maar je moet je zelf de lange weg van baby, via kleuter, tiener, puber en jongeling, een geleidelijke weg naar volwassenheid willen banen. Net als mijn luisterboek onderweg naar Parijs. Je zet de knop om elke keer weer dat je met de hond samen bent. Hij is op dat moment de kleuter, tiener of wat dan ook en bevindt zich nog steeds in een hele prille fase van zijn ontwikkeling. Pas na drie (een enkele Labrador teef) tot vijf jaar (bijv. Flatcoat reu) van opleiden raakt een hond tot een volwassen partner.
Als je er oog voor ontwikkelt, dan is juist dat opleidingstraject enorm fascinerend. Dat is eigenlijk het leukste van de hond… als je er oog voor ontwikkelt!
Wie zijn eerste hond traint, is nog volop bezig zichzelf te ontwikkelen en kennis te vergaren. Voor diegene is de hele jeugdige weg naar een opgeleide hond nog van nature verfrissend en uitdagend. Maar bij je tweede of volgende hond, dan wil je er zijn. Je wilt een diploma, je wilt een MAP winnen, je droomt er misschien wel van om op de Nimrod ‘te staan’. Dat is een mindset die buitengewoon destructief is voor je opleidingsplezier en dus voor de relatie die jij met je hond opbouwt. Je focust op je einddoel en vernielt de relatie met je hond.
Als ik op weg naar het Louvre heel graag de collectie van Charles Le Brun wil zien, erger ik mij in Utrecht al te meer aan het oponthoud in het verkeer. Als ik mij middels een luisterboek inlees over diverse achtergronden, de historie en het tijdsbeeld van Charles Le Brun, dan is de weg, leuk en wordt het bezoek nog leuker en treffender; dan heb ik ook meer rendement van mijn bezoek.
… en nu maar hopen dat die rare Fransen niet net weer staken…
Ja, met honden is het niet anders. Het is een mindset. Als ik de knop aanzet, om van elke stukje informatie onderweg te genieten (het luisterboek) is elke kilometer leuk. Als ik de knop aanzet bij elke keer uitgaan met een hond dat wij een paar kleine details gaan verbeteren, dan heb ik de rust en de focus om samen te genieten, met mijn hond en van mijn hond. Die hond voelt dat perfect, is ook reuze blij met ons teamtraininkie en zo groeit hij het snelst in zijn te leren onderdelen. Hij leert leren leuk te vinden omdat ik het spel op zijn niveau speel. Stapje voor stapje.
Tijdens de IWT dit voorjaar was het gezellig bij praten met diverse oude bekenden uit alle uithoeken van Europa. Van begin af aan betrokken, heeft dat veel verre vrienden opgeleverd. Twee gedegen wedstrijdmensen wisten mij — in het halve dagje dat ik er was — te melden zoiets als ‘oh, ik heb altijd strijd met deze hond!’
Hoofdschuddend heb ik beide (zeer diverse personen) iets opgemerkt als: ‘je gaat je hond toch niet bevechten? Denk je dat hij daarvan beter gaat werken?’ De reactie daarop was alsof ze water zagen branden. ‘Ja, je hebt wel gelijk, maar deze hond…’
Ja hoor, deze hond is anders en elke volgende hond is weer anders. Totale kletskoek. Men denkt dat de hond enig niveau heeft. Ervaren trainers slaan te vaak (veelal onbewust) stukjes of stukken over uit het opleidingsproces. De ene hond heeft dít nodig en de andere hond dát. En een stap voor de andere.
Kortom, ze zaten vastgeroest met de gedachte dat ze al op het eindstation stonden, wat ik zag was dat ze nog slechts halverwege waren. Nu is er niets mis met halverwege zijn!
Er is alles mis met je hond bevechten, met dom en bot zijn. (Ja, ik weet dat het lastig is!)
Ik ben met mijn honden altijd onderweg naar verbetering, want ík ben nooit uitgeleerd, maar mijn honden evenmin. Ook het ouwetje van ruim tien jaar vereist regelmatig fine tuning en hij vindt het machtig leuk.
Natuurlijk doen we wel eens een eindstation aan (op jacht of een wedstrijd), maar dat is altijd toch ook een tussenstop onderweg naar verder. Naar anders en nieuw inzicht toepassen.
Zo blijft dat onderweg zijn leuk.
Zo zijn wij louter onderweg.
Ik leer, terwijl mijn honden blij nog beter hun best doen.
Leren is onderweg zijn.
Dat is allemaal wel gemakkelijker toe te passen voor ervaren mensen maar nu zit jij met je eerste hondje in een trainingsgroep. En daar doen ze allemaal apporteer-oefeningen… natuurlijk omdat het op de wedstrijden zo wordt gevraagd.
Ik weet niet of het voorafgaande duidelijk genoeg was, maar van een politiek-correcte-huichelaar heeft nog niemand mij kunnen betichten. Het is dom, dom, dom.
De ‘trainer’ die dat zegt, moet alles over opleiden nog leren. Die wil bij Utrecht in Parijs zijn en jij mag je hond bevechten en frustreren, dag in dag uit, week in week uit, jaar in jaar uit. Oh, je komt heus wel ergens, maar — niet zelden — met een flink gefrustreerde hond (en/of voorjager). Jagend op een diploma je hond frustrerend.
Helaas beschrijf ik hier niet eens een erg extreme situatie. Iedereen in zo’n omgeving raakt gewend aan het gedoe en het gevecht en weet gewoon niet beter. Dus herkent men het niet eens als een gevecht. Je denkt je hond in goede banen te moeten leiden en je trainer zegt dat het zo moet, dus wie ben jij?
Nou ik heb meer goede beginnelingen mooi zien groeien, dan gevestigde mensen zich zien verbeteren.
Ik heb veel meer vertrouwen in de beginneling, dat die leert nadenken, dan de vastgeroeste ’deskundige’. Begrijp me goed, dat deskundigen niet altijd vastgeroest zijn! Dat beweer ik allerminst en zelfs wel vastgeroeste deskundigen, weten soms erg veel of kunnen werkelijk bogen op veel ervaring en doen daar ook wat mee.
Wat ik zeg is: wees alert, wees waakzaam en wees kritisch!
Als een trainer jou het waarom niet kan uitleggen, dan mag je twijfels ontwikkelen. Als ik hoor dat een trainer niets uitlegt of uit kan leggen, dan heb ik er nul vertrouwen in. Als je les geeft dan moet je kunnen uitleggen. Daarvoor heb je jachtkennis nodig, hondenkennis en vermogen tot uitleggen. Natuurlijk ook educatieve kennis maar dat moet iedereen al bij het opleiden van de hond zelf.
Dus cursisten: stel vragen en weet wat je doet!
Nu het moeilijkste deel van dit artikel, het geven van een paar voorbeelden. Er zijn altijd voorbeelden te over en die zijn wel te beschrijven, maar om ze precies in de juiste context te plaatsen, en om en detail en begrijpelijk de kwintessens ervan over te brengen vergt zoveel nuancering dat het lastig is niet in te veel randverschijnselen te treden.
Voor elke hond en ook een jachthond geldt dat ordelijke leiding essentieel is.
Ordelijk gedrag op post is voor een apporteur de absolute basis voorwaarde om mee op jacht te kunnen. Rustig zitten is dan tegennatuurlijk voor de hond. Een goede jachthond wil jagen.
Dus moet juist zijn opleiding vooral gaan over orde en gedrag.
De orde begint en eindigt bij de voorjager, een discipline die over het algemeen ernstig te kort schiet! Pas als de baas gedisciplineerd is in zijn eigen handelen, slaat dat op de hond over.
Dan hebben we een rustige en ordelijke handler en jouw rust slaat evenzeer op de hond over. Een jonge hond moet dus leren rustig te zijn en kalm en alleen in opdracht tot actie te komen. Die actie kan ‘vrij’ zijn of een opdracht tot een vorm van ‘jagen’ (apport).
De logische reden om jonge honden altijd rustig naast mij aan het touwtje te nemen, is dat zij leren hoe leuk het is om samen onderweg te zijn, samen leuke kleine oefeningetjes (zit, kom) te doen. Mijn rust en mijn trots op de hond vertaalt zich in zijn vertrouwen zich fier te gedragen. Zo krijg je een evenwichtige hond.
Nooit zeg ik de hond rustig te móeten zijn, dat leest hij af van de kalmte van mijn houding en handelen, dus vooral de traagheid van mijn bewegingen. Zodra ik aan de lijn ruk van ‘nou, rustig nou!’, maak ik hem nerveus en wordt hij alleen onrustiger.
Druk leidt nooit tot een rustige, evenwichtige, zelfverzekerde hond.
Als ik een jonge kleuter-hond aan het lijntje neem dan hoef ik niet het gevecht aan. De mensen die heel lang de hond moeten ‘bestrijden’ om netjes bij zich te houden, die moesten altijd zo nodig de hond chaos in de kop brengen van los lopen en rond raggen, zonder de baas (zodat die inmiddels even kom bellen of tweeten). De hond die weet hoe fijn het is bij mij, omdat hij daar altijd al was en zijn wereld niet veel groter kent, die heeft zekerheid en minder problemen.
Dit geldt vooral voor die bazen die nog of van nature niet veel overwicht op de hond hebben. Dus is vooraf voorzichtig zijn altijd winst. Er is namelijk nooit een weg terug!!!
Als Engelse professionals je vertellen dat ze pas met ongeveer een jaar met de hond gaan werken, dan is dat omdat ze onze basale fouten niet maken en aan de lijn vindt iedereen saai!! Ik breng het op omdat ik de voordelen ervan te goed ken. Sommige ezels blijven die zelfde steen opzoeken. Dat wil niet zeggen dat er voor een enkeling een redelijke middenweg te vinden is, maar 1 dat geldt maar voor een enkeling en 2 daar volgt altijd enige mate van negatieve strijd op. Elke vorm van strijd werkt contra-productief! Dan ben je de zeurpiet.
Men verkneukelt zich nog wel eens als het bij mij ook fout gaat. Want heus, ik ben geen heilige en al evenmin super gedisciplineerd, dus zeker gaat het af en toe (goed) fout. Daar moet je niet bang voor zijn en je evenmin voor schamen, maar als je weet waar de valkuilen zeker liggen, zoek ze dan niet op! Voorkomen is immers beter dan genezen.
De een heeft een beter overwicht over een hond, de ander minder. Niks mis mee. Maar probeer nou niet je eigen ‘graf’ te graven. Je hond wordt veel gelukkiger van je bij duidelijkheid.
Het is bekend als de weg naar…laten we het bij Parijs houden: de hond die niet perfect komt, is nog niet aan apporteren toe! Perfect komen bij die geadoreerde baas is de ultieme voorwaarde om aan een apport te kunnen denken. Daar hebben we zowat een jaar de tijd voor om de verhoudingen met de jonge hond goed te krijgen. Komen en zitten tot in de perfectie. Niet zo gedrild met kilo’s druk, maar omdat het beloond wordt, spannend is; ‘wat nu?’
De hond is in een week of wat het volgen en zitten bijgebracht en daarom neemt (nam) de Britse profi zijn hond pas met een jaar uit de kennel. Dan pas is de hond mentaal een beetje evenwichtig om met iets complexere zaken om te gaan. Een kind van 3 kan geen complexe theorieën bevatten. Een jonge hond evenmin, laat staan een hond met minder aanleg ervoor.
Het gaat bij alle aanleren vooral over de subtiele manier waarop je het aanleert. Aanleren onder dwang zie ik niet als erg productief, aanleren met een gedisciplineerde structuur van de handler des te meer. Maar een jonge hond wil zichzelf graag ontwikkelen en hoe meer jachtaanleg, hoe meer de hond naar zijn neus wil luisteren. Dus kan een jong hondje best wel eens onder de ruigte een (door mij gegund) balletje in zijn neus krijgen, pakken en wordt dan baje trots bij mij genodigd. Maar dat gebeurt één keer. Een kind van drie kan nog geen half uur stil op een stoel blijven zitten. Doe dan ook niet zo gek met een jonge hond.
Dan onderscheid ik het prille apport in vele gradaties die ik allemaal in keuze van de opdracht als automatisch ‘laat gebeuren’. Ik benoem er drie:
1 — per ongelijk vinden en brengen
2 — de wil ontwikkelen om zijn buit aan mij af te leveren
3 — zijn focus te ontwikkelen om direct te vinden.
Drie enorme grote doelen, waaraan ik een hondenleven sleutel. Telkens de nuance verfijnen, nooit onder druk of stress. Met motivatie jaagt mijn hond praktisch altijd beter, dan onder de stress van mijn onbegrip en druk!
U dacht misschien dat ik van mijn thema af dwaalde? Nee, want hier ben ik weer precies terug bij het eerste stapje zetten voordat je aan het tweede begint. En geloof me, mijn stapjes zijn veel kleiner dan die van menigeen. Het is de diversiteit van handelen die mijn hond geboeid houdt.
Mijn stijl van opleiden zit natuurlijk ook doorspekt van trucjes en toch wil ik u ervan doordringen dat u het niet van trucjes moet hebben, maar van de drive, de motivatie, niet van het bestrijden, wel van het beteugelen.
In team spirit met je hond en met jou onbetwist in de leiding (dus absoluut niet als domme dictator).
Verderop in de apporteer opleiding ontwikkelt menig hond een behoorlijke hebzucht. Zoals vrijwel elk kind de mooiste speeltjes voor zichzelf wil houden, zo is je hond niet anders. Thuis gaat het prima, maar met enige concurrentie in de buurt, wordt zijn hebzucht groter. Toch leer je het beteugelen van zijn hebzucht thuis te beheersen. Of hooguit samen met een oudere hond met een eigen baas.
We kennen het patroon allemaal: je zet je hond in door je linkerbeen een stapje naar vorentje zetten en de hond zit al direct een stap verder voor je, anticiperend op jouw uitsturen. Maar achter de hond kun je hem nooit een richting aangeven. Nog een fase verder is hij al weg op jouw linker been dat naar voren beweegt. Hoe heb je het zover laten komen? Onervarenheid en onnadenkendheid. Later wordt het alleen sterker, maar nooit beter!
Als een jonge hond de dummy weet dan lijn ik hem op. Is hij erg gretig, dan zorg ik dat hij de valplek heeft gezien, maar er niets meer ligt. Hoe gretiger de hond, hoe verder ik ook terug (weg) loop. Ik lijn hem op en geef hem de lijn, maar zeg voortijdig ferm ‘zit!’ Mijn hand om de richting aan te nemen betekent niet dat hij moet gaan. Dat herhalen we eindeloos. Net zo lang dat de hond er volledig aan gewend is en nooit anders verwacht. We doen weer een heel traag metertje vooruit, zit en met ‘zit’ gaat de hand naar voren, ik kom weer omhoog en een tijdje later doe ik weer een klein stapje samen naar voren, zit, hand, belonende stem, stapje naar voren, etc. Dat gaat zo lang door als nodig en het wordt trager naarmate de hond hitsiger is. Maanden lang heel regelmatig. Zolang de hond te hitsig is moet ik hem niet sturen. Alleen zijn kalmte kan mogelijk leiden tot uitsturen. Het uitsturen als een beloning voor zijn kalmte.
Je hond opleiden gaat niet over het kunnen vinden van die dooie dikke dummy, maar het juiste gedrag ontwikkelen op het juiste moment. De balans houden tussen hebzucht en kalmte om te kunnen observeren.
Het is al jaren geleden dat ik op een veldwedstrijd op post sta en Pieter Rooijakkers een ander hond stuurt, die vlak voor mijn hond langs moest. Als ik al niet achter mijn hond stond (zoals gebruikelijk) dan zal ik wellicht nog een stapje achteruit gezet hebben. Met stevige overtuiging wordt die hond gestuurd en Pieter vertelde me na afloop dat hij absoluut verwachtte dat mijn hond ook zou vertrekken. Ik niet, mijn hond heeft dit van jongs af aan zo zien gebeuren. Natuurlijk kunnen mijn honden ook inspringen, maar dit soort situaties zijn te gemakkelijk te oefenen. Eigenlijk gun ik een jonge hond geen apport als hij nog onvoldoende steady is. Steady zonder druk of stress, omdat het zo langzaamaan moeilijker wordt. Stapje voor klein volgende stapje, herhalen en belonen, zodat de hond trots wordt op zijn mooie gedrag. En dan misschien weer een klein stapje. Zo wordt hij zelfverzekerd: ik hoor het wel als het voor mij is.
Zo kan het voorkomen dat een hond in enige periode alleen toekijkt en zit en in het geheel niet apporteert.
Laatst hoorde ik iemand zeggen dat je bij een staande hond wel vroeg met het apport moest beginnen, om de gretigheid erin te krijgen. Tja, ik kan niet spreken voor alle gevallen, maar ik weet zeker dat de meeste honden het apporteren wordt afgeleerd (gedemotiveerd) doordat men ingrijpt en dus druk op de hond zet bij het incidenteel onder te veel druk moeten respecteren. Het apport is dan ‘foei’. Hoe kan een hond dat rijmen?
En uit angst om de buitdrift maar fel te houden, verliest men de regie… gevolg is dat je allerlei voorspelbare frustraties in de hond bakt, die van het feitelijke apporteren de kluts kwijt raakt.
Door geduldiger te zijn en je stapjes kleiner (niet tuttiger!) en gevarieerder te houden, je hond te belonen voor goed gedrag en kalmte kun je dit alles bereiken. In grote stappen thuis moet onder druk en is nooit zo effectief als vaak en met geduld en verfijning te oefenen. Je kunt het! Wow!
Het kost nogal moeite om alle details in de essentie uit te leggen. Natuurlijk slaag ik daarin slechts ten dele. Alles hangt met alles samen en is van hond en baas en terrein en leeftijd en ervaring afhankelijk. En ik denk dat helder te kunnen beschrijven? Nee, dat was alleen weer een poging daartoe.
(eerder in De Jachthond, mei 2016)
Zelfvertrouwen moet je je hond gunnen.
Gunnen door hem te belonen voor wat hij al bijna kan.
Samenwerking begint bij jouw leiderschap.
A A N B I E D E N !
Dat touwtje geeft hem extra rust en vertrouwen.
Dit zelfvertrouwen is heel jong geleerd.