Frodo & Co, Lords of Game
Over wild, wind en werklust

Over wild, wind en werklust

Alle artikelen

(min of meer chonologisch)

Als er twee woorden belangrijk zijn voor jachthonden, dan zijn het wel wild en wind.

Het is opmerkelijk hoe goede jacht-gefokte honden instinctmatig lijken te weten voor welk wild zij zijn gefokt. Bij menig jonge jacht-gefokte Labrador zie ik een hogere alertheid als er wild in de neus komt zoals fazant, eend, duif, haas, konijn, etc. Vogels die evenzeer mijn belangstelling genieten, zoals de diverse specht soorten, raven, etc. hebben niet de interesse van de honden. Ook de kraai en gaai interesseert hen niets. Het heeft dus niet te maken met mijn fascinatie voor de vogel.

Het wil niet zeggen dat dit bij elke jonge hond even duidelijk zichtbaar is, laat staan dat het door diens baas gezien wordt.


Dat zet te denken hoeveel kennis van het wild de hond instinctmatig al met de genen heeft meegekregen en hoe goed hij de geur van die ene vogelsoort al kan interpreteren. Door ervaring tijdens vooral het nazoeken, leert de apporteur onderscheid te maken in gezond en gekwetst en dood wild. Zelfs in wild wat al door iemand in handen is geweest en dus met rust gelaten dient te worden. Niet veel mensen herkennen zoveel detail in de waarneming van de hond. Laat me een aantal voorvallen beschrijven.

Dit artikel is eerder verschenen
aug. 2015

auteur: Nel Barendregt
Fotografie: Nel Barendregt


Ons jacht-jaar begint met dummy’s, dan de duiven, dan de eenden, gevolgd door de patrijzen en afsluitend komt de grootste partij, de fazanten.

Elk van deze vogels heeft zo zijn bijzonderheden. Dummy’s zijn het meest simpel te vinden om te apporteren en tevens het saaist. De fazant is vermoedelijk wel het gemakkelijkst te vinden, het lompst en domst van dit rijtje jachtvogels. Klunzige vliegers en redelijk voorspelbaar. 


Vanaf augustus hebben de honden al weer de nodige eenden gevonden en ik heb genoten hoe ze hebben geschitterd om uit alle hoeken en gaten nog meer gewiekte eenden wisten te toveren. Mijn honden zijn zo gedreven om er meer van te vinden dat zij na enkele seizoenen onwaarschijnlijk weinig informatie van mij nodig hebben om steeds met buit terug te kunnen komen. Zonder dat je te veel het veld verstoort, loont het vaak om de hond nog een keer in te zetten en nog een keer. (U vergeeft mij het enthousiasme over het werk van mijn honden, maar ik vergelijk het simpelweg met de andere honden waarmee gelijktijdig gewerkt wordt. Het is niet opschepperig bedoeld, want ik werk er hard aan om uitsluitend honden bezitten met een uitstekende wild-vinders-eigenschappen en mijn opleiding stimuleert doeltreffendheid). 


Sinds een paar weken jagen we weer op patrijzen en die eerste dag ervan vielen mij tal van zaken op. Patrijzen zijn zeker in weidser Frankrijk bij wat hogere temperaturen en drogere weersomstandigheden niet gemakkelijk te vinden. De kleine grijze patrijs kan op de kale kluiten voor het oog vrijwel onzichtbaar worden, maar voor de honden is dat minder probleem. Anders wordt het als een licht getoucheerde patrijs de mosterd, de bieten of de cichorei in verdwijnt en het op een lopen zet. Daarop moet je snel een zekere hond inzetten om kans te maken dat hij binnen komt. 

Ik ga er maar even aan voorbij dat je gedreven patrijzen uitsluitend de hond laat werken na afloop van de drift om de geweren vrij te kunnen laten schieten. Maar soms veroorloof ik het mij toch om direct een hond in te zetten. Maar dat terzijde.


Verschil in hond

Ik heb nu drie honden operationeel met goede ervaring tot uitermate veel ervaring. Strider van bijna 10 jaar mag de meeste ervaring hebben, maar zeker niet mijn ‘beste’ hond. Gandalf van 6 jaar is een kapitale wildvinder, deskundig verspilt hij geen energie, absoluut groots in neus en efficiency. Genieten dus. Elrond is nu ruim 3 jaar en heeft nu een vol seizoen ervaring; een hond met een geweldige neus, maar die mij nog wel te graag voor zichzelf werkt. Ik houd van zelfstandige wildvinders, maar dit mag nog wel wat beter in samenspel. De oplossing is om heel erg voorzichtig te zijn 1. of je hem wel inzet, 2. wanneer je hem inzet, 3. waarop ik hem inzet en dan vooral 4. hóe ik hem dan inzet. Dat eerste seizoen maak je een hond of je verpest zijn talenten, ook al heb je je huiswerk met dummy’s goed gedaan.


De omschakeling

Gedurende de eerste dag op de patrijzen heb ik Strider en Gandalf bij me. En vooral in de ochtend stelt Gandalf me mateloos teleur, hij mist wild wat ik er toch echt waande te zijn (maar weliswaar ook niet door andere honden is gevonden). Strider werkt daarentegen de sterren van de hemel, vindt met grote efficiency; alsof we dit elke dag zo doen. Gandalf lijkt deze eerste ochtend simpelweg niet in staat om de omschakeling te maken van die grote lompe fazanten en eenden naar deze subtiele patrijzen. Pas tegen het einde van de dag begint hij de patrijzen geur beter te herkennen en tovert ze uit elke dekking.

Gedurende de volgende dagen wordt hij zekerder en jaagt door bieten of mosterd groot, om op flinke afstand om te slaan en de doorgaans aangeschoten patrijzen te voorschijn te toveren. De dode patrijzen komen natuurlijk ook wel binnen, maar die kunnen de drijvers ook rapen. Juist voor die licht geraakte patrijzen heb je de honden nodig. Die móet daarom deskundig zijn!


‘het kreng moet jagen’

Over de eerste zeven patrijzen dagen heb ik nu mijn honden goed bestudeerd en ik zie ze groeien in hun doeltreffend handelen. Op Strider na natuurlijk, want die heeft gewoon zo zijn beperkingen; ik weet dat menigeen ervan droomt om een hond van die kwaliteit te bezitten, maar mijn lat ligt nu eenmaal hoog.

Gandalf — maar ook Elrond in toenemende mate — duikt overal weer patrijzen op en soms meer dan wij wanen dat er kunnen liggen. De ogenschijnlijke arrogante nonchalance waarmee zo’n zesjarige kanjer het veld neemt, omslaat en met zekerheid zijn neus ergens in steekt om met volle mond terug te komen rennen, is waanzinnig genieten.

Mijn honden jagen veelal groter en ruimer dan de meeste ‘wedstrijdhonden’. Ik heb misschien te veel genoten van mooi werk in het voorjaar van de staande honden voor het schot. Theo Carbijn merkte al heel lang geleden eens tegen mij op over een jonge Langhaar van hem: ‘’t kreng moet jagen’! Natuurlijk ziet dat er van mijn Labradors anders uit, maar die kreet herinner ik mij steeds als ik mijn honden vergelijk met veel andere (wedstrijd) retrievers. Ook al moet ik erbij toegeven dat de keurig gedirigeerde wedstrijd hond, die netjes los naast loopt en super luistert, ook prachtig zijn om bezig te zien. Maar toch denk ik dat de iets losser en zelfstandig jagende honden meer wild opleveren — mits ordelijk ingezet. (Ja, opgeleid met targeting en nooit verloren zoeken). Nooit echter zal ik het accepteren dat mijn honden ruig en te ruim jagen.


Het is sowieso genieten van een mooi ingericht en geordende jacht, maar die zelfde Gandalf die me de eerste ochtend met kromme tenen deed sidderen van gêne wegens enkele keren niet vinden, die gooit nu hoge ogen. Met grote achteloosheid tovert hij aangeschoten patrijzen tevoorschijn.

Het mag dan gewoontjes zijn om een Labrador te hebben, zoiets als meer van hetzelfde. Nou dit is precies de reden waarom ik jacht-gefokte Labradors heb. Het beste talent en ook met heel erg selectief uitgezochte voorouders. De nog prille Elrond ontwikkelt zich per dag. Een verbluffende waarneming die de jacht compleet en groots maakt. Doseren en zorgvuldig kiezen, wanneer en hoe de hond in te zetten, is de kunst.


Verstandhouding van vertrouwen

Natuurlijk zijn er niet uitsluitend hoogtepunten, maar ik waan me de afgelopen weken wel op wolken van geluk. De meeste minpuntjes doen zich voor als mijn regie-inschatting niet helemaal goed was. Het is zo essentieel dat ik op het juiste moment de juiste beslissingen neem en correct de leiding aan mijn honden geef. Maar gelukkig heb ik met mijn honden een geweldige verstandhouding. Ik probeer redelijk en goed voor mijn honden te zijn, altijd betrouwbaar.  Werken doen wij altijd sterk als team, waarbij ik de capaciteiten van de honden enorm waardeer. Zij weten dat ook en dit teamwerk doet hen beter ‘luisteren’.


Vandaag stond ik met twee honden op post en verborg gedurende de drift mijn neus weer eens achter een camera. Op zoek naar vliegende patrijzen. Er vallen links en rechts wat schoten en ik heb weer eens niet goed opgelet op wat er viel. Mijn linker hand krijgt een duidelijke tikje van een lijn en zonder achter mijn camera weg te komen, slip ik Gandalf van de lijn. Wij kennen elkaar en als hij mij een dergelijke tik aan de lijn geeft, dan is het nodig dat ik hem slip! Terwijl de drift nog volop in gang is, speert hij het veld over, duikt de ruige heg in en ik word al wat zenuwachtig als hij daar langer dan twee seconden in weg blijft, omdat verderop wordt in de bieten ook geschoten. Nog een seconde volgt en hij komt ‘natuurlijk’ terug met een licht aangeschoten patrijs. Zo kennen wij elkaar!

Dat is ervaring, ervaring met mijn hond, ervaring met jacht (in dit geval patrijzenjacht). Om tot dit soort resultaten te komen moet je mekaar door en door kennen en kunnen vertrouwen… daar gaan een paar jaartjes aan vooraf.


Patrijzen zijn prachtige, fragiele en subtiele vogeltjes, vooral de grijze. Ze dwarrelen wispelturig en onvoorspelbaar. Niet voor niets zo enorm gewaardeerd door goede jagers … en goede honden. 

Typerende Gandalf stijl